Het voltooid deelwoord en v.t.t. van sterke werkwoorden

Kapitel 5 - Grammatik C
Het voltooid deelwoord en v.t.t. van sterke werkwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 5 - Grammatik C
Het voltooid deelwoord en v.t.t. van sterke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

De voltooide tijd
Voltooide tijd: haben/sein + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord bij zwak ww -> ge + stam + (e) t

voltooid deelwoord bij sterk ww -> ge + stam + en

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden met "sein"

* fahren - ich bin gefahren (NL: ik heb gereden)
* laufen - ich bin gelaufen (NL: ik heb gelopen)
* springen - ich bin gesprungen (NL: ik heb gesprongen)


Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden met "haben"

* beginnen - ich habe begonnen (NL: ik ben begonnen)
* gefallen - es hat mir gefallen  (NL: het is me bevallen)
* vergessen - ich habe vergessen (NL: ik ben/heb vergeten)
* verlieren - ich habe verloren (NL: ik ben/heb verloren)

Nieuw:
* anfangen - es hat angefangen (NL: het is begonnen)
* zunehmen - Der Wind hat zugenommen (NL: de wind is toegenomen)

Slide 4 - Tekstslide

An die Arbeit!
En nu zelf...

Slide 5 - Tekstslide


Peter --- (haben/sein) die Aufgabe --- (machen).

Slide 6 - Open vraag


Wir --- (haben/sein) zur Schule ---( geweest).

Slide 7 - Open vraag


Ihr --- (haben/sein) tolle Musik --- (hören).

Slide 8 - Open vraag


Elsa --- (haben/sein) gestern ----- (fallen).

Slide 9 - Open vraag


Peter --- (haben/sein) das Glas --- (brechen).

Slide 10 - Open vraag


Peter --- (haben/sein) --- (springen).

Slide 11 - Open vraag


Käthe und ich --- (haben/sein) nach Berlin --- (gehen).

Slide 12 - Open vraag


Ihr --- (haben/sein) die Kleider gestern ---(waschen).

Slide 13 - Open vraag


Meine Eltern --- (haben/sein) --- gerade nach Köln (abfahren).

Slide 14 - Open vraag


Das Fußballspiel --- (haben/sein) schon --- (anfangen).

Slide 15 - Open vraag


Meine Freundin --- (haben/sein) einen Film --- (sehen).

Slide 16 - Open vraag


Klaus --- (haben/sein) sein Buch --- (vergessen).

Slide 17 - Open vraag


Ihr --- (haben/sein) eine Pizza --- (nehmen).

Slide 18 - Open vraag


Mein Bruder --- (haben/sein) 5 Kilometer --- (laufen).

Slide 19 - Open vraag

Lesdoel behaald?

Ik kan de voltooide tijd maken.
A
Ja, dat ging prima!
B
Ja, dat ging redelijk.
C
Soms wel, maar soms ook niet.
D
Nee, dat kan ik nog niet.

Slide 20 - Quizvraag