5. voltooid deelwoord [vd]
Het voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is afgerond (voltooid). Meestal samen met zijn, hebben, of worden.
De vorm verandert veel.
Ik ben gisteren naar de supermarkt gegaan.
Wij hebben onze auto verkocht.
De lessen worden online georganiseerd.
Hij is lekker door het park gefietst.
Hebben jullie al ontbeten?