heten: hij ..... en zij (meervoud) ....komen: u... en jullie....
willen: ik ... en wij ....
begrijpen: hij .... en zij (meervoud) ....
ontmoeten: zij enkelvoud ..... en zij (meervoud) ....
betalen: u .... en jullie ...
luisteren: zij .... en wij ....
Klaar? extra: schrijf een verhaal over jezelf