4.2. Wat levert het op? (deel 1)

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

4.2. Wat levert het op?

Wat heb je nodig?
Leerboek en schrift
Rekenmachine



Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Terugblik op 4.1.
  2. Uitleg en instructie 4.2. (deel 1)
  3. Quiz
  4. Maakwerk voor vandaag  
                                                         

Slide 3 - Tekstslide

Sammi verkoopt ijs. In een dag maakt hij 251 ijsjes. Zijn productiekosten voor een dag is 59 euro. Wat is zijn productiekosten per ijsje?
A
4,25 euro
B
192 euro
C
23 cent
D
24 cent

Slide 4 - Quizvraag

Even kijken wat je nog weet...
Maak Herhalingsopdrachten op blz. 170

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet ik ...
  1. ...wat een ondernemer is.
  2. ...wat de verschillende productiefactoren zijn.
  3. ...wat investeren is.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ondernemer

  1. Een ondernemer verdient zijn inkomen met een eigen bedrijf.
  2. Met of zonder personeel (zzp)
  3. Ondernemerschap: durf te ondernemen

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn productiefactoren?KAN
  1. Kapitaal: Alles kost geld! Aankoop van machines en gebouwen.
  2. Arbeid: Er moet hard gewerkt worden
  3. Natuur: alles uit de natuur (water, grond, zonlicht)



Slide 9 - Tekstslide

Productiefactoren:

Arbeid:
Al het werk dat mensen doen
A
Natuur:
Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen
N
Kapitaal:
Geld, machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen
K

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Quiz

Slide 12 - Tekstslide

Welke is een voorbeeld van Productiefactoren?
A
Machines
B
Arbeid
C
Tijd
D
Boeken

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van Natuur als productiefactor?
A
Kleur
B
Geur
C
Water
D
Smaak

Slide 14 - Quizvraag

Wat is investeren?
(kader)
A
Het beleggen van geld
B
Het kopen van kapitaalgoederen
C
Ondernemen
D
Winst maken

Slide 15 - Quizvraag

Op de markt vind je een verzameling van ondernemers
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Maakwerk
Maak blz. 144 opgaven 24 t/m 27

Maak Herhalingsopdrachten op 
blz. 171

Maak Rekenopdrachten blz. 176 opdrachten 1 t/m 9




Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Tekstslide

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 19 - Tekstslide

4.2. Wat levert het op?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek/Schrift
Rekenmachine
Laptop

Slide 20 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Terugblik op 4.2. (deel 1)
  2. Uitleg en instructie 4.2. (deel 2) 
  3. Maakwerk voor vandaag - online op Pincode 
                                                         

Slide 21 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Terugblik op 4.2. (deel 1)
  2. Uitleg en instructie 4.2. (deel 2) 
  3. Quiz
  4. Maakwerk voor vandaag - online op Pincode 
  5. Wat heb je geleerd?
                                                         

Slide 22 - Tekstslide

Productiefactoren:

  • Kapitaal
  •              Investeren
  • Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen 
  • Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren
  • Arbeid
Kapitaal:
Geld, machines, gebouwen, gereedschappen en andere hulpmiddelen zijn kapitaalgoederen
K
Arbeid:
Al het werk dat mensen doen
A
  • Natuur
Natuur:
Alles wat uit de natuur komt zonder bewerking door mensen
N

Slide 23 - Tekstslide

Duurzaam
  • Duurzaam produceren = produceren zonder schade voor mensen/natuur voor nu en in de toekomst

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet/kan ik ...
  1. ... winst berekenen
  2. ... wanneer een bedrijf een verlies maakt.
  3. ... wat investeren is.

Slide 25 - Tekstslide

Winst
  • Winst = Opbrengst - Kosten



Wis slim is investeert!
alle uitgaven die je hebt
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
Hierdoor wil een ondernemer meer, beter of goedkoper produceren
al het geld dat je ontvangt

Slide 26 - Tekstslide

Verlies
  • UITGAVEN > INKOMEN


tijdelijk verlies kun je opvangen met geld wat je nog hebt (reserveringen) of je kunt geld lenen

Slide 27 - Tekstslide

Failliet
  • als een bedrijf lange tijd verlies lijdt en de schulden niet meer kan betalen, gaat het failliet 
Voordelen en nadelen
Hoe kan een ander bedrijf profiteren van het faillissement van een concurrent?
En noem een nadeel?
Doorstart
Wie kan daar voordeel van hebben?

Slide 28 - Tekstslide

Quiz

Slide 29 - Tekstslide

Josia speelt Football Manager. Hij verkoopt Mbappe voor 260 miljoen euro. Hij heeft hem gekocht voor 235 miljoen euro. Wat is zijn winst?
A
260 miljoen euro
B
235 miljoen euro
C
285 miljoen euro
D
25 miljoen euro

Slide 30 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken de opbrengst van de verkoop.
A
380 euro
B
390 euro
C
150 euro
D
90 euro

Slide 31 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel de verkoopopbrengst is van een ijsje.
A
1,20 euro
B
79 cent
C
74 cent
D
45 cent

Slide 32 - Quizvraag

Joanne heeft een ijskar. Zij verkoopt op een weekend 530 ijses. Haar kosten voor zo'n weekend zijn 240 euro. Aan winst blijft er 150 euro over.
Bereken hoeveel winst Joanne heeft per ijsje.
A
28 cent
B
17 cent
C
50 cent
D
1,20 euro

Slide 33 - Quizvraag

Voor de kerstmarkt heb je 36 muffins gemaakt, maar maar 2 verkocht.
Voor de ingrediënten heb je in totaal € 6,20 betaald.
Je hebt de muffins verkocht voor € 1,20 per stuk.
Bereken je verlies.
A
6,20 euro
B
3,80 euro
C
2,40 euro
D
1,20 euro

Slide 34 - Quizvraag

Maakwerk
Maak blz. 104, opgaven 26 t/m 34

Maak Rekenopdrachten blz. 124, opdracht 10 t/m 16

Maak Herhalingsopdrachten op blz. 120,
opgaven 7 t/m 9
Volgende lesuur: Herhaling en voorbereiding op SO van 13 maart!


Slide 35 - Tekstslide

Maakwerk
Op Pincode:
Maak 4.2.  opgaven 31 t/m 40 

In je schrift:
Maak Rekenopdrachten 5 t/m 10 blz. 176

Paragraaf 4.2. is nu helemaal af.


Slide 36 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 37 - Tekstslide

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 38 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 39 - Tekstslide

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 40 - Tekstslide