In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
TOETS Hoofdstuk 4 - Ontwikkeling arm en rijk -
§ 4.3 en § 4.4
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zat het ook alweer?
Zet de omschrijvingen bij de juiste begrippen (op de volgende dia)
Slide 2 - Tekstslide
Welzijn
Welvaart
Hoog BBP/hoofd
Naar school gaan
Voldoende voedsel kunnen kopen
Toegang tot zorg
Op vakantie kunnen
Een auto hebben
Slide 3 - Sleepvraag
Het bbp/hoofd wordt meestal gebruikt om de welvaart van een land te meten. "Een groot nadeel is dat dit een gemiddeld getal is." Leg deze zin uit.
Slide 4 - Open vraag
Hoe ontwikkeld een land is, kun je vaak weten door te kijken naar de beroepsbevolking. Wat voor soort werk doen de mensen?
Centrum
Periferie
Semi-periferie
Tertiaire sector
Secundaire sector
Primaire sector
Slide 5 - Sleepvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? De verschillen tussen arm en rijk zijn in dit land wel erg groot
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 6 - Quizvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? Dit telt niet mee in het BBP
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 7 - Quizvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? Gemiddeld verdienen de mensen in de regio Londen veel meer dan in Schotland
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 8 - Quizvraag
Hieronder staan een zin. Welk woord / begrip past daarbij? Ik werk bij een bank, ik krijg elke maand een prima salaris
A
Informele sector
B
Regionale ongelijkheid
C
Sociale ongelijkheid
D
Formele sector
Slide 9 - Quizvraag
In de Verenigde Staten verdient in 2016 1% van de bevolking net zo veel als de armste 50%. Over welk begrip gaat deze situatie?
Slide 10 - Open vraag
In Nederland verdient in 2016 1% van de rijkste net zoveel als de armste 25%. In Amerika verdient in 2016 1% van de bevolking net zoveel als de armste 50% Noem twee redenen voor het verschil tussen de VS en Nederland. Ga in je antwoord uit van Nederland.
Slide 11 - Open vraag
Het is een gemiddeld getal
De prijzen verschillen van land tot land
Niet alles wat in een land geproduceerd wordt, is bij de overheid bekend
Ontwikkeling is niet alleen inkomen, maar ook welzijn
Het bbp/hoofd lijkt een handige manier om verschillen in ontwikkeling tussen landen te meten. Toch zitten er ook een paar nadelen aan. Welke uitleg hoort daarbij?
Maak de juiste combinaties tussen nadelen en uitleg.
Vooral in arme landen produceren mensen goederen en diensten voor eigen gebruik
Er zitten tussen de mensen grote verschillen in inkomen
Behalve inkomen spelen ook andere levensomstandigheden een rol in de ontwikkeling van een land
In arme landen kun je voor een dollar veel meer kopen dan in een rijk land
Slide 12 - Sleepvraag
Welk begrip past het beste bij de stelling:
In het noorden van Nigeria kunnen veel mensen niet lezen en schrijven, waardoor zij een lager inkomen verdienen dan de beter opgeleide mensen in het zuiden van Nigeria.
A
Alfabetiseringsgraad
B
Sociale ongelijkheid
C
Regionale ongelijkheid
D
Informele sector
Slide 13 - Quizvraag
De uitspraken op de volgende dia gaan over de economie van een land. Welke horen bij een centrumland?
Schrijf alleen de letters op van de juiste antwoorden.
Slide 14 - Tekstslide
A ‘In 2020 wonen er nog veel meer mensen in steden.’ B ‘Ons land speelt een belangrijke rol in de globalisering.’ C ‘Op onze handelsbalans staan aan de exportkant vooral grondstoffen.’ D ‘Steeds meer arbeidsintensieve bedrijven vestigen zich hier.' E ‘Steeds meer arbeidsintensieve bedrijven verhuizen naar het buitenland.’ F ‘Veel boeren trekken tegenwoordig van het platteland naar de stad om in de industrie te gaan werken.’
Slide 15 - Open vraag
MNO staat voor
A
Mijn nieuwe onderneming
B
Multinationale overneming
C
Multinationale onderneming
D
MultiNederlandse
Onderneming
Slide 16 - Quizvraag
MNO's verplaatsen hun productie naar andere landen, omdat...
A
Dat makkelijker is
B
Daar de lonen lager zijn
C
Daar makkelijker grondstoffen te vinden zijn
D
Rijke mensen dat werk niet willen doen
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een MNO?
A
Een multinationale plek
B
Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen
C
Een gebied waar buitenlandse bedrijven mogen vestigen
D
Een bepaalde handelsverdeling
Slide 18 - Quizvraag
Wat is geen Nederlandse MNO?
A
Unilever
B
KLM
C
Philips
D
Lipton
Slide 19 - Quizvraag
Een voorbeeld van een mno is Mc Donalds.
A
GOED
B
FOUT
Slide 20 - Quizvraag
Wat is geen MNO?
A
Starbucks
B
Shell
C
Unilever
D
Bakkerij van der Berg
Slide 21 - Quizvraag
MNO's zijn vooral gericht op..
A
Import
B
Export
C
Belastingvoordelen
D
Interne afzetmarkt
Slide 22 - Quizvraag
Wat zijn grondstoffen?
A
aardolie, aardgas, hout en water
B
hout, water, aardolie en aluminium
C
benzine, aardgas, water en hout
D
zonne-energie, water, wind en aardgas
Slide 23 - Quizvraag
Welk(e) van onderstaande producten is een eindproduct
A
Olie
B
Benzine
C
Rol stof
D
Meel
Slide 24 - Quizvraag
Grondstof
Halffabricant
Eindproduct
Periferie
Semi-Periferie
Centrum
Slide 25 - Sleepvraag
Sleep de afbeeldingen naar de juiste categorie.
Grondstoffen
Half
fabricaten
Eindproducten
Slide 26 - Sleepvraag
Productieketens
Grondstof
Transport
Halffabrikaat
Eindproduct
Fabricage
Halffabricaat
Slide 27 - Sleepvraag
Sleep de afbeeldingen naar de juiste categorie.
Grondstoffen
Half
fabricaten
Eindproducten
Slide 28 - Sleepvraag
Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist? I De productie van eindproducten levert meer op dan de productie van halfproducten. II De productie van halffabricaten levert meer op dan de productie van grondstoffen.
A
I is juist II is onjuist
B
I is onjuist II is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Globalisering betekent dat...
A
De wereld kleiner wordt
B
Gebieden steeds meer verbonden raken
C
Het internet steeds groter en beter wordt
D
Vliegtuigen nu overal kunnen komen
Slide 30 - Quizvraag
Er zijn drie ontwikkelingen die verantwoordelijk zijn voor globaliseren. Welke hoort er NIET bij en is dus GEEN oorzaak van globalisering?
A
Steeds meer bedrijven ontwikkelingen zich als multinational
B
Landen openen hun grenzen voor internationale handel
C
De wereld krimpt door sneller transport en communicatie
D
Na de tweede wereldoorlog konden het oosten en het westen weer goed met elkaar omgaan.
Slide 31 - Quizvraag
Door de globalisering is de internationale handel toegenomen.
Dit is een voorbeeld van:
A
Sociale globalisering
B
Culturele globalisering
C
Economische globalisering
D
Politieke globalisering
Slide 32 - Quizvraag
Door globalisering kunnen wij iPhones, Samsungs, Sony's en Huawei's kopen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Wat is globalisering?
A
Handel en kennis uitwisselen
B
Een product
C
Verhuizen van mensen
D
Groeiende economie
Slide 34 - Quizvraag
Globalisering zorgt voor toename van export en import.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Globalisering heeft ook nadelen. Meer antwoorden mogelijk
A
Prijzen gaan omlaag
B
Prijzen gaan omhoog
C
Meer werkloosheid mogelijk
D
Welzijn wordt vergeten
Slide 36 - Quizvraag
De globalisering heeft voor Duitsland veel minder gevolgen dan voor Nederland. Dat komt doordat in Duitsland …
A
de lonen hoger zijn dan in Nederland.
B
de Duitse economie meer op het buitenland is gericht dan de Nederlandse.
C
Duitsland veel meer fabrieken heeft dan Nederland.
D
Duitsland veel groter is en minder afhankelijk is van het buitenland.
Slide 37 - Quizvraag
Bekijk deze kaart. In welk deel van Nederland is de welvaart het hoogst? Beantwoord deze vraag op de volgende dia.
Slide 38 - Tekstslide
In welk deel van Nederland is de welvaart het hoogst?
A
Noord-Nederland
B
Zuid-Nederland
C
West-Nederland
D
Oost-Nederland
Slide 39 - Quizvraag
Verklaar waarom juist daar de welvaart het hoogste is in Nederland.
Slide 40 - Open vraag
Deze foto gaat over de informele sector. Hoe zie je dat op de foto? Vul jouw antwoord in op de volgende dia.
Slide 41 - Tekstslide
De foto op de vorige dia gaat over de informele sector. Hoe zie je dat op de foto?
Slide 42 - Open vraag
Beantwoord deze vraag op de volgende dia
Slide 43 - Tekstslide
Veel inwoners van McAllen gaan shoppen in Reynosa. Waarom is dat voor hen aantrekkelijker dan te winkelen in hun eigen woonplaats?
Slide 44 - Open vraag
In welke 2 landen groeit de economie het snelst door de globalisering?