Spelling hoofdstuk 4 - h2

Tussenletters in samenstellingen



Havo 2 - Spelling hoofdstuk 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tussenletters in samenstellingen



Havo 2 - Spelling hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze les heb je nodig:
  • Je Nieuw Nederlands-boek;
  • Je schrift (om de opdrachten in te maken);
  • Je pen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Samenstellingen schrijf je in het Nederlands soms met spatie(s) ertussen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Tussenletters in samenstellingen
Soms heeft een samenstelling een tussen-s nodig.
Voorbeelden: bruidstaart, lievelingsdier.

Een tussen-s gebruik je als je deze hoort (zoals bij meningsverschil). Twijfel je? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een ander woord zodat je hoort of er een -s tussen moet. Stadsstrand, want: stadspark.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
meisjestemmen
B
meisjesstemmen
C
meisjes stemmen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
liefde scène
B
liefdescène
C
liefdesscène
D
liefdes scène

Slide 10 - Quizvraag

Verzin zelf een voorbeeld van een samenstelling met een tussen-s.

Slide 11 - Open vraag

-(e)n- in samenstellingen
Pak je boek erbij en kijk op bladzijde 130. Het bovenste gedeelte van de theorie hebben we net behandeld. Lees het theoriegedeelte vanaf Zo bepaal je of je -(e)n- moet toevoegen. Je krijgt hier 5 minuten de tijd voor. Hierna volgt de vraag.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit wanneer je in een samenstelling -en- tussen de twee woorden schrijft.

Slide 13 - Open vraag

Waar of niet waar? Als het eerste deel van een samenstelling geen meervoud heeft, gebruik je een tussen-e.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nog meer een tussen-e in samenstellingen?

Slide 15 - Open vraag

Welk woord is goed gespeld?
A
roggebrood
B
roggenbrood

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is zonnestraal correct, en zonnenstraal niet?
A
Zon heeft geen meervoud
B
Zon heeft ook een meervoud op -s
C
Zon versterkt het andere woord
D
Zon verwijst naar iets waar er maar één van is

Slide 17 - Quizvraag

Waarom is groenteboer correct en groentenboer niet?
A
Groente verwijst naar iets waar er maar één van is
B
Groente heeft geen meervoud
C
Groente heeft ook een meervoud op -s
D
Groente versterkt het tweede deel van het woord

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les
  • Lees de theorie door op blz. 130 in je boek.
  • Maak de startopdracht op blz. 130 en opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 131 in je boek. Maak de opdrachten in je schrift.
  • Lever de opdrachten in via de LessonUp-link die bij het huiswerk op Magister staat. Zorg dat je dit voorafgaand aan de volgende les hebt gedaan. 
  • Succes! 

Slide 19 - Tekstslide