In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Grammar year 3 tenses
What do you guys remember?
Slide 1 - Tekstslide
Waarvoor gebruiken we de Present Simple?
A
Voor gebeurtenissen die NU plaatsvinden
B
Voor feiten, gewoonten en routines
Slide 2 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Simple?
A
I walk to school everyday
B
I am teaching English right now
Slide 3 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Simple?
A
I am eating crisps
B
She takes off her coat
Slide 4 - Quizvraag
Waarvoor gebruiken we de Present Continuous?
A
Voor gebeurtenissen die NU plaatsvinden
B
Voor feiten, gewoonten en routines
Slide 5 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Continuous?
A
My sister is having dinner with her boyfriend
B
I walk the dog every morning
Slide 6 - Quizvraag
Waarvoor gebruiken we de Past Simple?
A
Voor gebeurtenissen in de verleden tijd
B
Voor gebeurtenissen in de tegenwoordige tijd
Slide 7 - Quizvraag
Hoe maken we de Past Simple?
A
Werkwoord + ing
B
Werkwoord + s
C
Werkwoord + ed
Slide 8 - Quizvraag
Zet het volgende woord in de Past Simple: 'walk'
Slide 9 - Open vraag
Zet het volgende woord in de Past Simple: 'cry'
Slide 10 - Open vraag
Wat gebeurt er met een onregelmatig werkwoord in de verleden tijd?
A
Die vervoeg je gewoon met -ed
B
Die heeft een eigen vorm
Slide 11 - Quizvraag
Zet het volgende woord in de Past Simple: 'fly'
Slide 12 - Open vraag
Welke zin staat in de Past Continuous?
A
We were playing football
B
We are playing football
C
We played football
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin staat in de Past Continuous?
A
My mother played with the dog
B
My mother was playing with the dog
C
My mother is playing with the dog
Slide 14 - Quizvraag
Waarvoor gebruiken we de Present Perfect?
A
Voor gebeurtenissen in het verleden
B
Begonnen in het verleden, resultaat in het heden
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I have broken my arm since yesterday
B
I broke my arm last month
Slide 16 - Quizvraag
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She has caught a fish just now
B
She caught a fish last weekend
Slide 17 - Quizvraag
Present Perfect herken je aan ...
For, since, always, ever, never
Begonnen in het verleden, resultaat in het heden I broke my arm last month (nu niet meer gebroken) I have broken my arm since yesterday (nog steeds gebroken)
Slide 18 - Tekstslide
Welke zin staat in de Present Perfect?
A
Your girlfriend was angry with me this morning
B
Your girlfriend has been angry with me since this morning