Wanneer gebruik je de 4e naamval?
1. Bij voorzetsels uit het rijtje DOFEGUB (herhaling Grammatik C)
2. Lijdend voorwerp (functie van het zinsdeel)
Wanneer weet je of iets onderwerp of lijdend voorwerp is?
Ow = Wie/wat + pv? -------- Lv = wie/wat + pv + ow?