Bezittelijk voornaamwoord
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Link
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.
_________ (jouw) mère
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.
_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.
_________ (zijn) soeur
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.
_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncles
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.
_________ (mijn) tante
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 3 opties.
_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) père
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.
_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.
_________ (haar) frère (m)
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.
_________ (haar) frère (m)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Gebruik het juiste bezittelijk voornaamwoord:
(Jouw) parents sont super cool
(Jouw) parents sont super cool
A
Ton
B
Ta
C
Tes
D
Tu
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord:
...... maison est grande
...... maison est grande
A
Mon
B
Ma
C
Mes
D
Moi
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kies het juist bezittelijk voornaamwoord.
C'est...adresse. (jouw)
C'est...adresse. (jouw)
A
ta
B
ton
C
tes
D
son
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.
Voilà (mijn) famille elle est petite.
Voilà (mijn) famille elle est petite.
A
moi
B
ma
C
mon
D
mes
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
ik kan het bezittelijk
voornaamwoord
gebruiken
voornaamwoord
gebruiken
A
🥰
B
🙂
C
🤔
Slide 16 - Quizvraag
grammaire 'het bezittelijk voornaamwoord' | bron H page 126
Slide 17 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 19 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
