10 Grammatica 5.7 les 2- en spelling les 1

Welkom
Hoe gaat het?
Programma:
Spelling / woorden hoofdstuk 5
Bericht in teams

Film einde KvK
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom
Hoe gaat het?
Programma:
Spelling / woorden hoofdstuk 5
Bericht in teams

Film einde KvK

Slide 1 - Tekstslide

Woord van de week
Reduceren

  • Betekenis: verminderen 
  • Voorbeeldzin:
    Smeer je regelmatig in met zonnebrandcrème om de kans op huidverbranding te reduceren.

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica 5.7
Nieuwe woordsoorten
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord


me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica 5.7
Me of mijn?
Jou of jouw?
U of uw? 

Wanneer gebruik je welke vorm?
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica 5.7
Me of mijn?
Jou of jouw?
U of uw? 

Wanneer gebruik je welke vorm?
Eerste is persoonlijk 
Tweede is bezittelijk 
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 5 - Tekstslide

Mijn of me?
Ik heb ... broer een cadeau gegeven.
A
me
B
mijn

Slide 6 - Quizvraag

Mijn of me?
... moeder is morgen jarig.
A
me
B
mijn

Slide 7 - Quizvraag

Mijn of me?
Die rare hond van ... rent de hele tijd achter zijn staart aan.
A
me
B
mijn

Slide 8 - Quizvraag

Grammatica 5.7
hun of zij/ze?

Wanneer gebruik je welke vorm?

me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica 5.7
hun of zij/ze?

Wanneer gebruik je welke vorm?

Hun is nooit het onderwerp van een zin!
Het kan wel een pers. vnw. zijn, als het geen onderwerp is.
> Ik heb hun het probleem uitgelegd.
Of een bezittelijk voornaamwoord. > Hun huis is net verkocht.
me of mijn? jou of jouw? u of uw?
hun of zij/ze?

Slide 10 - Tekstslide

Hun of zij/ze?
... hebben stiekem vuurtje gestookt.
A
hun
B
zij/ze

Slide 11 - Quizvraag

Hun of zij/ze?
Door de lekkende beker zijn ... boeken helemaal nat.
A
hun
B
zij/ze

Slide 12 - Quizvraag

Hun of zij/ze?
... hebben dat gedaan!
A
hun
B
zij/ze

Slide 13 - Quizvraag

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
zin 1: Meneer Van der Linden vertelt een lang verhaal.
zin 2: Meneer Van der Linden heeft een lang verhaal verteld.


Waarom schrijf je in zin 1 'vertelt' en in zin 2 'verteld'?

Slide 14 - Tekstslide

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
zin 1: Meneer Van der Linden vertelt een lang verhaal.
zin 2: Meneer Van der Linden heeft een lang verhaal verteld.


Waarom schrijf je in zin 1 'vertelt' en in zin 2 'verteld'?

Persoonsvorm (ik-vorm+t)
Voltooid deelwoord  (maak langer/
't Kofschip x) 

Slide 15 - Tekstslide

Spelling 5.8 Voltooid deelwoord
  1. samen met een ander ww: hebben / zijn / worden
  2. begint vaak met ge-, maar kan ook ont- be- ver- er- of her- zijn
  3. eindigt op -en, -d, of -t (gebruik 't Kogschip x, of maak het woord langer)

(Uitlegfilmpje kijken bij theorie blz. 163)

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk (in boek)
Grammatica 5.7 blz. 158 opdracht 15, 18 en 20
Spelling 5.8 opdracht 1, 4, 5, 6, 8 en 9 blz. 164K
Klaar? Test jezelf 5.7 of 5.8
We kijken daarna samen na! 
Afsluiting: het volkslied, maar dan anders...

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk (in boek)
Uitleg toets toetsweek 4
Test jezelf 5.5 / 5.7 en 5.8 einde van de les klaar.
Blooket woorden h.4 h.5 (mevrouwvandam)
Afsluiting: quizlet live

Slide 18 - Tekstslide