krachten tekenen

programma
huiswerk bespreken H1 afronden 
H3 krachten
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

programma
huiswerk bespreken H1 afronden 
H3 krachten

Slide 1 - Tekstslide

opdracht
Maak een lijst van alle formules die je nodig hebt voor de aankomende toets 

Slide 2 - Tekstslide

wat moet ik weten voor de aankomende toets
wetenschappelijke notatie/significante cijfers
eenheden goed kennen
uit grafiek snelheid en versnelling kunnen lezen en bepalen
vgem.=s tot./t tot.
v=delta x/delta t : raaklijn tekenen 
1 m/s=3,6 km /h
s=oppervlakte onder (v,t)-grafiek

Slide 3 - Tekstslide

Noem een aantal krachten? ken je het symbool van deze krachten?

Slide 4 - Open vraag

kracht eigenschappen/tekenen
niet zichtbaar maar het effect ervan wel
plastische en elastische vervorming
Wat heb je nodig om een kracht te kunnen tekenen?

Slide 5 - Tekstslide

kracht tekenen

Slide 6 - Tekstslide

krachten tekenen
aangrijpingspunt
lengte
richting
krachtenschaal

Slide 7 - Tekstslide

LESDOELEN
je kan volgende vragen beantwoorden :
Kun je Normaalkracht,gewicht en de zwaarte kracht tekenen voor een stil staand voorwerp?
Ken je alle wrijvingskrachten?
ken  je veerconstante?
Kun je rekenen met de veerconstante formule?
Kun je krachten optellen?
Weet je de belangrijke relaties als twee krachten loodrecht op elkaar staan?

Slide 8 - Tekstslide

kracht tekenen

Slide 9 - Tekstslide

teken Fz, Fgewicht=G en Fn op een blokje 

Slide 10 - Tekstslide

normaalkracht en gewicht 

Gewicht is de kracht die een voorwerpen uitoefent 
op een ondergrond of ophanging, als gevolg van de zwaartekracht.


Aangezien alles niet spontaan onder invloed van de zwaartekracht door de grond zakt, moet er een andere kracht zijn die tegen de zwaartekracht in werkt. Deze kracht heet de normaalkracht. 

Normaalkracht staat altijd loodrecht op het oppervlak waar het voorwerp zich op bevind. Als dit oppervlak horizontaal ligt, is de normaalkracht meestal gelijk aan de zwaartekracht.



gewicht = massa

Slide 11 - Tekstslide

verschil tussen massa en gewicht?

Slide 12 - Tekstslide

Verschil tussen massa en gewicht
massa is de hoeveelheid stof terwijl
gewicht een kracht.

Slide 13 - Tekstslide

Veerconstante
- krachtenmeter
-Veerconstante
-Rekenen met de Veerconstante
C=F/u

Slide 14 - Tekstslide

De veerconstante

Slide 15 - Tekstslide

Veerconstante
Hoe groter de veerconstante des te stugger de veer.

Slide 16 - Tekstslide

Norm drie krachten die de beweging tegenwerkt.

Slide 17 - Open vraag

afzet- en wrijvingskracht

Slide 18 - Tekstslide

Wrijvingskracht bij stilstand
  • Bij stilstand of constante snelheid:
     Wrijvingskracht is gelijk aan   spierkracht
  • Wrijvingskracht heeft een   maximum
  • Als spierkracht groter is dan   maximum wrijvingskracht,   verandert de snelheid

Slide 19 - Tekstslide

Wrijvingskracht

Slide 20 - Tekstslide

Wrijvingskracht
Fw

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn wrijvingskrachten?
  • Wrijvingskrachten werken altijd tegen de richting in.
  • vb. Rolweerstand en luchtweerstand

Slide 22 - Tekstslide

Krachten optellen
Je kunt meerdere krachten vervangen door 1 kracht.

Slide 23 - Tekstslide

Kopstaartmethode
Stap 1: Teken 2 willekeurige krachten (let op! Ze moeten wel hetzelfde aangrijpingspunt hebben)
Stap 2: Leg de staart van kracht A op de kop van kracht B (richting en lengte moeten gelijk blijven!)
Stap 3: Teken de resulterende kracht van de staart van kracht B naar de kop van kracht A.

Slide 24 - Tekstslide

7.6 krachten optellen
Als de krachten niet dezelfde richting hebben leg je ook de staart van  de ene pijl aan de kop van de andere.
Zorg wel dat de richting van de pijl behouden blijft.
Trek daarna de som pijl van aangrijpingspunt naar de kop van de tweede pijl

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Krachten optellen

Slide 27 - Tekstslide

7.6 krachten optellen
De kopstaart methode bij krachten die niet langs één lijn lopen.

Slide 28 - Tekstslide

H3 - krachten optellen

Slide 29 - Tekstslide

Loodrechte krachten

Slide 30 - Tekstslide

Krachten loodrecht op elkaar
De hoek kun je dan berekenen met de formule
tan(α)=F2F1
sin(α)=Fres,F1,cos(α)=FresF2

Slide 31 - Tekstslide

7.6 krachten optellen
Krachten ontbinden

Slide 32 - Tekstslide

De normaalkracht staat
A
Evenwijdig aan het oppervlak
B
Loodrecht op het oppervlak

Slide 33 - Quizvraag

Massa is hetzelfde als gewicht
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

De massa is 376 gram.
Wat is dan het gewicht?
A
3760N
B
37,6N
C
0,376N
D
3,76N

Slide 35 - Quizvraag

Op de maan is iemands gewicht 136N
Wat is deze persoon zijn massa?
g maan=1,6 m/s^2
A
63 Kg
B
136 N
C
80Kg
D
85 Kg

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het gewicht van iemand met een massa van 112 kg
A
112 N
B
1120 N
C
11.2 N
D
11200 N

Slide 37 - Quizvraag

Is het gewicht van Neil Armstrong op de maan gelijk aan zijn gewicht op aarde?
&
Is de massa van Neil Armstrong op de maan gelijk aan zijn massa op aarde?
A
Gewicht en massa zijn op beide plekken gelijk
B
Gewicht is gelijk, massa is anders
C
Gewicht verschilt, massa is gelijk
D
Gewicht en massa verschillen beide

Slide 38 - Quizvraag

Bekijk de volgende twee uitspraken:
1 De normaalkracht op een voorwerp is altijd loodrecht op het ondersteunende oppervlak.

2 De normaalkracht op een voorwerp is altijd even groot als de zwaartekracht op het voorwerp.

A
Uitspraak 1 is juist.
B
Uitspraak 2 is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.

Slide 39 - Quizvraag

Welke kracht is hier de normaalkracht?
A
1
B
2
C
3
D
De normaalkracht is hier niet weergegeven

Slide 40 - Quizvraag

Hoe groot is de normaalkracht op dit blokje van 350 g?
A
0,35 N
B
3,5 N
C
350 N
D
3500 N

Slide 41 - Quizvraag

Hoe groot is de normaalkracht op de lamp?
Fz = 15,4 N
A
0 N
B
15,4 N
C
30,8 N
D
- 15,4 N

Slide 42 - Quizvraag

Welke kracht is hier de normaalkracht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 43 - Quizvraag

Met welk symbool geef je de normaalkracht weer?
A
Fn
B
Fk
C
Fnk
D
Fkn

Slide 44 - Quizvraag

Joost staat in een lift die eenparig versneld omhoog beweegt. De normaalkracht op Joost is:
A
groter dan de zwaartekracht.
B
even groot als de zwaartekracht.
C
kleiner dan de zwaartekracht.
D
niet met deze gegevens te bepalen.

Slide 45 - Quizvraag

Waar grijpt de normaalkracht aan?
A
In het massamiddelpunt
B
Onderaan het voorwerp
C
Waar de kracht terugduwt
D
Waar de krachten elkaar raken

Slide 46 - Quizvraag

Als een voorwerp valt, voelt het ook een normaalkracht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 47 - Quizvraag

Gegeven: alle boeken hebben dezelfde massa.
De normaalkracht op het onderste boek is groter dan de normaalkracht op het bovenste boek.
A
juist
B
onjuist

Slide 48 - Quizvraag

de normaalkracht...
A
...zorgt ervoor dat objecten altijd naar beneden vallen
B
...is hetzelfde als spierkracht
C
...zorgt ervoor dat je niet door de grond heen zakt

Slide 49 - Quizvraag