Directe rede groep 6
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
De boze stiefmoeder vroeg aan haar telefoon wie de mooiste van het land is.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 6 - Quizvraag
Siri antwoordde: 'Jij bent niet de mooiste van het land.'
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 7 - Quizvraag
'Breng Sneeuwwit naar het bos en dood haar!', sprak de boze koningin.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 8 - Quizvraag
De jagers zeiden tegen Sneeuwwit dat ze weg moest rennen.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 9 - Quizvraag
De dwergen keken verbaasd en zeiden: 'Huh, een mens?'
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 10 - Quizvraag
Sneeuwwit zei dat zij de rommel zou gaan opruimen.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 11 - Quizvraag
De dwergen antwoordden dat ze de stofzuiger kwijt waren.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 12 - Quizvraag
Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Martijn zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Naomi's moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Aimee vertelt mij dat ze vandaag jarig is.
D
Siméon vertelde mij dat hij gister ziek was.
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin staat in de INDIRECTE rede?
A
Siméon zegt:'Ik heb geen zin meer!'
B
'Ben je daar eindelijk!', roept Tess.
C
Sophie fluistert: 'Ik heb een verrassing voor je.'
D
Ik vertel Zora dat ik de tekening mooi vind.
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin is helemaal juist?
A
Martijn vraagt:'mag ik een ijsje?'
B
Martijn vraagt: Mag ik een ijsje?
C
Martijn vraagt:'Mag ik een ijsje?'
D
Martijn vraagt: 'Mag ik een ijsje'?
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin is helemaal juist?
A
Ik roep: Kijk uit!
B
Ik roep: 'Kijk uit.'
C
Ik roep:'Kijk uit!'
D
Ik roep 'Kijk uit!'
Slide 16 - Quizvraag
Naomi vraagt of ik bij haar kom spelen.
Zet deze zin in de DIRECTE rede
Zet deze zin in de DIRECTE rede
A
Naomi vraagt: 'kom je bij mij spelen?'
B
Naomi vraagt: 'Kom je bij mij spelen?'
C
Naomi vraagt: 'Kom je bij mij spelen.'
D
Naomi vraagt 'Kom je bij mij spelen?'
Slide 17 - Quizvraag
Schrijf in de directe rede:
Ellen vraagt of alles helder is.
Slide 18 - Open vraag
Schrijf in de directe rede:
De leerlingen zeggen dat ze het snappen .
De leerlingen zeggen dat ze het snappen .
Slide 19 - Open vraag
Tenslotte: Schrijf in de directe rede:
Ellen zegt tegen Arjan dat ze trots is op deze klas!
Ellen zegt tegen Arjan dat ze trots is op deze klas!
Slide 20 - Open vraag
Hoe ging het?
😒🙁😐🙂😃
