Past Continuous > Ik was aan het studeren > toen aan de gang
Present Continuous > Ik ben aan het studeren > nu aan de gang
Future Continuous > Ik zal aan het studeren zijn > zal aan de gang zijn
Past Perfect Continuous > Ik was aan het studeren geweest
> toen tot en met nu (+nadruk)
Present Perfect Continuous > Ik ben aan het studeren geweest
> toen tot en met toen (+nadruk)
Future Perfect Continuous >Ik zal aan het studeren zijn geweest
> zal aan de gang zijn geweest (nadruk)