Herhalen + spotprenten dekolonisatie

Het Midden-Oosten
paragraaf 5.2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het Midden-Oosten
paragraaf 5.2

Slide 1 - Tekstslide

Onrust in het Midden-Oosten
In andere landen in het Midden-Oosten is ook veel onrust. Dit komt door:
  1. De grote aanwezigheid van olie en daarmee de invloed van de VS/SU
  2. Het gebrek aan democratieën 
  3. Westerse ideeën zijn vaak in strijd met religie

politieke islam ontwikkelt zich als een vorm van nationalisme

Slide 2 - Tekstslide

Gevolgen
Door het ontbreken van democratieën gebeurt het volgende:
  1. Sommige aanhangers van de politieke islam radicaliseert: opkomst terrorisme
  2. Arabische Lente (2011): opstanden voor meer politieke inspraak
    (grotendeels mislukt)

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling dekolonisatie

Slide 4 - Tekstslide

Hoe bestuurde Nederland Indonesië?
A
Gebruikte van veel ambtenaren
B
Gebruik maken van de inheemse leiders
C
De VOC had deze verantwoordelijkheid
D
Door het leger in te zeggen

Slide 5 - Quizvraag

Als Japan Nederland verslaat in Indonesië, is Indonesië onafhankelijk
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Wie verklaart Indonesië onafhankelijk?
A
Koningin Wilhelmina
B
Soekarno
C
Hatta
D
Keizer Hirohito

Slide 7 - Quizvraag

Door de Japanse bezetting van Indonesië werden de mensen in Indonesië:
A
Nationalistischer
B
Kwaad op de Japanners
C
Kwaad op de Nederlanders

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kon Indonesië onafhankelijk worden van Nederland?
A
Omdat Nederland dit geen probleem vond
B
Omdat Nederland hierom had gevraagd
C
Omdat de Sovjet-Unie Nederland hiertoe dwong
D
Omdat Amerika Nederland hiertoe dwong

Slide 9 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen van de onafhankelijkheid van Indonesië?
A
Er was wantrouwen richting Nederlanders die nog in Indonesië waren
B
Java wilde niet bij Indonesië horen
C
Molukkers werden gezien als vijand
D
Indonesië lag in puin door de oorlog

Slide 10 - Quizvraag

Welke bevolkingsgroepen wonen in Israël?
A
Joden
B
Palestijnen
C
Arabieren
D
Alle 3 groepen

Slide 11 - Quizvraag

Waar ligt Israël?
1
2
3
4
A
bij 1
B
bij 2
C
bij 3
D
bij 4

Slide 12 - Quizvraag

De staat Israël bestond al voor de Tweede Wereldoorlog.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Wat deden de meeste Palestijnen in Israël toen de Arabische buurlanden Israël aanvielen?
A
Ze vluchtten
B
Ze doken onder
C
Ze merkten niets van de aanval
D
Ze hielpen mee met vechten

Slide 14 - Quizvraag

Hoe ontstond de staat Israël?
A
De Israëlisch hadden de Tweede Wereldoorlog gewonnen en konden om die reden de staat Israël uitroepen tot staat.
B
De Israëlisch kochten land in Argentinië en riepen hier de staat Israël uit.
C
De Israëlisch accepteerde het verdelingsplan van de VN en riepen in 1948 de staat Israël uit na het vertrek van de Britten.
D
De Israëlisch werden gedwongen door de Arabieren om in Palestina te gaan wonen, hier riepen ze de staat Israël uit.

Slide 15 - Quizvraag

Om welke reden is de VS geen grote bondgenoot van Israël?
A
Er is veel olie in het gebied rond Israël
B
Er zijn veel Joodse kiezers in de VS
C
De VS heeft een slechte relatie met de Arabieren
D
Israël heeft een hele sterke economie

Slide 16 - Quizvraag

Palestijnen hebben ruzie met Israël omdat ze nog geen onafhankelijke staat hebben in gedeelte van Israël
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Israël werd gesticht in:
A
1945
B
1946
C
1947
D
1948

Slide 18 - Quizvraag

Het uitroepen van de staat Israël in 1948 riep verschillende reacties op. Welke reactie past bij de buurlanden van Israël (Egypte, Syrië en Libanon)?
A
We erkennen de staat Israël.
B
We gunnen de Joden een eigen land vanwege de misdaden van de nazi’s.
C
We verklaren Israël de oorlog.
D
We zijn niet blij met de staat Israël, maar verzetten ons niet.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe probeert Israël de Gaza strook onder controle te houden?
A
Door nederzettingen te bouwen in het gebied
B
Door een keiharde bezetting door soldaten
C
Door het bouwen van een muur/blokkades
D
Door alle Palestijnen te verdrijven uit Israël

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet de eerste president van Israël?
A
Theodor Herzl
B
Chaim Weizman
C
Theodor Rotschild
D
David Ben Goerion

Slide 21 - Quizvraag

Wat was het gevolg van het ontstaan van Israël voor de Palestijnen die daar al woonden?
A
Ze werden gedwongen zich te bekeren tot het jodendom
B
Ze emigreerden naar Europa
C
De meerderheid vluchtte naar de Arabische buurlanden
D
Ze bleven allemaal in Israël wonen

Slide 22 - Quizvraag

Spotprenten: 
  1. Wat zie/lees ik?
  2. Wat of wie herken ik?
  3. Waarop heeft het betrekking ?
  4. Waarom gemaakt?
  5. Hoe is de maker beïnvloed door zijn tijd, plaats en achtergrond?
Peter van Straaten in Vrij Nederland n.a.v. bezoek van koningin Beatrix aan Indonesië in 1995. 

Slide 23 - Tekstslide

  1. Wat zie/lees ik? 
  2. Wat of wie herken ik?
  3. Waarop heeft het betrekking ?
  4. Waarom gemaakt?
  5. Hoe is de maker beïnvloed door zijn tijd, plaats en achtergrond?
Spotprent gepubliceerd in een Amerikaans weekblad dat zich focust op Arabische Amerikanen

Slide 24 - Tekstslide

  1. Wat zie/lees ik? 
  2. Wat of wie herken ik?
  3. Waarop heeft het betrekking ?
  4. Waarom gemaakt?
  5. Hoe is de maker beïnvloed door zijn tijd, plaats en achtergrond?
Spotprent gepubliceerd in een Amerikaanse krant

Slide 25 - Tekstslide

Ga naar de ELO -> periode 4 --> Lesmateriaal


Open het document 'artikelen standplaatsgebondenheid' en lees deze in 10 minuten even stil door. 

Slide 26 - Tekstslide

1. Leg uit dat het historische begrip standplaatsgebondenheid past bij de artikelen die je zojuist hebt gelezen.
Ga zowel in op de kant van Israël als Palestina.

standplaatsgebondenheid betekent dat je je bewust bent van het feit dat jouw denken en handelen bepaald wordt door de positie die je inneemt ten opzichte van anderen en door persoonlijke ervaringen. 
Dit past bij de twee artikelen, omdat je twee verschillende visies op het conflict leest. Deze visies ontstaan door de manier persoonlijke ervaringen en de manier waarop je opgroeit. 

Slide 27 - Tekstslide

2. Wat is het voornaamste motief van de Nederlandse Abel om zich bij het Israëlische leger te voegen?
Hij ziet het als zijn Joodse taak om het land te beschermen (ook na de Holocaust)
Hij heeft veel last gehad van antisemitisme
Hij vindt dat het land nog te veel te maken heeft met conflict en wil bijdragen. 


Slide 28 - Tekstslide

3. De acties van het Israëlische leger worden steeds vaker bekritiseerd, ook door de westerse wereld. Leg uit waarom aan de hand van wat je in het tweede artikel hebt gelezen. 

Israël pleegt veel geweld richting de Palestijnse bevolking. Er worden mensen vermoord, bomaanslagen gepleegd, mensen moeten verhuizen en er vinden veel andere soorten geweld plaats. Zowel vanuit de overheid als Israëliers zelf. 
Veel mensen, ook in het westen, vinden dit geweld buitensporig / in strijd met mensenrechten.

Slide 29 - Tekstslide

4. Joden hebben in Nederland, maar ook in andere landen, steeds meer te maken met antisemitisme (jodenhaat). Waarom zou het conflict hieraan bijdragen? 

Antisemitisme groeit omdat sommige mensen hun kritiek op Israël uiten op andere joden, die niks met Israël te maken hebben. 
Een heleboel Joden staan ook helemaal niet achter de Israëlische overheid. 

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide