Hoofdstuk 4 NIG

■ Hoe gaat het?
■ afspreken
■ voorstellen
■ reageren
■ 'zullen'
■ e - ee
 Op straat
4
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsWOStudiejaar 6

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

■ Hoe gaat het?
■ afspreken
■ voorstellen
■ reageren
■ 'zullen'
■ e - ee
 Op straat
4

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het met je?

Slide 2 - Woordweb

hoofdzin

blz. 37
A
Ik woon een jaar in Nederland.
B
Ik in Nederland woon een jaar.
C
Ik een jaar in Nederland woon.
D
Ik wonen een jaar in Nederland.

Slide 3 - Quizvraag

hoofdzin met inversie

blz. 52
A
In Alkmaar molens veel staan .
B
In Alkmaar veel molens staan.
C
In Alkmaar staan veel molens .
D
Molens in Alkmaar veel staan.

Slide 4 - Quizvraag

ja/nee vraag

blz. 37
A
Woon een jaar in Nederland?
B
Jij woont een jaar in Nederland?
C
Woon jij een jaar in Nederland?
D
Een jaar in Nederland jij woont?

Slide 5 - Quizvraag

vraagwoordvraag


blz. 37
A
Waar jij woont in Nederland?
B
Waar woont jij in Nederland?
C
Waar woon jij in Nederland?
D
Jij woont waar in Nederland?

Slide 6 - Quizvraag

Het is tien voor half 12.

blz. 39
A
11:20 uur
B
11:40 uur
C
12:20 uur
D
12:40 uur

Slide 7 - Quizvraag

Het is woensdag,
blz. 40
A
eergisteren was het donderdag
B
morgen is het vrijdag
C
gister was het dinsdag
D
overmorgen is het zaterdag

Slide 8 - Quizvraag

De cursus begint
A
in 10:30 uur.
B
om 10:30 uur.
C
op 10:30 uur.
D
van 10:30 uur.

Slide 9 - Quizvraag



aa
a - aa
A
jarig
B
dag
C
kantine
D
lang

Slide 10 - Quizvraag



a
a - aa
A
jarig
B
dagen
C
straks
D
vader

Slide 11 - Quizvraag

de
de
het
een
A
café
B
rondje
C
cursus
D
tafeltje

Slide 12 - Quizvraag

het
de
het
een
A
gezin
B
familie
C
broer en zus
D
foto

Slide 13 - Quizvraag

Dialoog

Bert en Hans hebben elkaar lang niet gezien - waar / niet waar
Hans en Wilma gaan in Venetië wonen - waar / niet waar
Hans gaat een film maken in de vakantie - waar / niet waar
Hans en Bert maken een afspraak om samen te eten - waar / niet waar
Hans en Wilma komen 30 augustus bij Bert eten - waar / niet waar



Slide 14 - Tekstslide

Hoe gaat het?
Het gaat wel. 
Hoe is het met jou?
Heel goed.
Alles goed?
Prima. 
En met jou?
Met mij ook.
Hoe is het?
Goed. 
En jij?
Super?
Hoe maakt u het?
Goed. Dank u.
Met u alles goed?
Ja, dank u.

Slide 15 - Tekstslide

reageren
++ met mij gaat het fantastisch
++ het gaat met mij uitstekend
++ het gaat héél goed
+ het gaat prima
+ het gaat goed
+/- het gaat (wel goed)
+/- het gaat zo zo
- het gaat niet zo (goed)
- het gaat slecht met mij



Slide 16 - Tekstslide

Je ontmoet vier medecursisten op straat. 

Vraag 
Hoe gaat het / Alles goed?

Reageer met een reactie uit 4.3

Slide 17 - Tekstslide

voorstellen
Wat zullen we doen?
Zullen we...
Zal ik...
opdracht 3

Slide 18 - Tekstslide

Alles goed?
A
Het gaat wel.
B
Ja, leuk.

Slide 19 - Quizvraag

Kom je na de vakantie naar de film kijken?
A
Nee, ik heb al een afspraak.
B
Ja, goed idee.

Slide 20 - Quizvraag

Zullen we de 29ste afspreken?
A
Ja, lekker.
B
Ja, dat kan.

Slide 21 - Quizvraag

Ga je mee naar de winkel?
A
Nee, ik kan niet.
B
Ja, heel goed.

Slide 22 - Quizvraag

Zal ik betalen?
A
Ja, leuk.
B
Ja, prima.
C
Ja, dank je
D
Dat is aardig!

Slide 23 - Quizvraag


Ik 
jij 
u
hij 
zij
wij
jullie
zij
zal
zult / zul jij?
zal
zal
zal
zullen
zullen
zullen
Zullen is een modaal werkwoord
blz. 54

Slide 24 - Tekstslide

Zullen (1)

Slide 25 - Tekstslide

Zullen (1)
voorstel
belofte 
waarschijnlijkheid
Wil van de spreker
Futurum
Inleven in een situatie

Slide 26 - Tekstslide

voorstellen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 27 - Tekstslide

Ik 
jij 
u
hij 
zij
hen
wij
jullie
zij
zal
(zult/zal )- zul/zal jij?
zal
zal
zal
zal
zullen
zullen
zullen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 28 - Tekstslide

Ik 
jij 
u
hij 
zij
hen
wij
jullie
zij
zal
(zult/zal )- zul/zal jij?
zal
zal
zal
zal
zullen
zullen
zullen
Wat zullen we doen?
Zullen we...?
Zal ik...?

Slide 29 - Tekstslide

Zullen we ...?
Zullen we iets afspreken?
Zullen we morgen in een pizzeria eten?
Ga je mee (naar) ...?
Ga je mee naar de kantine?
Ga je mee naar Venetië?
Heb je zin om ...?
Heb je zin om morgen om 11:00 uur koffie te drinken?
Heb je zin om dit weekend naar Amsterdam te gaan?
Zullen we ...
Ga je mee...
Heb je zin om ...

Slide 30 - Tekstslide

belofte
voorstel
waarschijnlijkheid
toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
zullen
promise
proposal
probability
future
ask for advice
strong will of the speaker
empathize with a situation

Slide 31 - Tekstslide

belofte
voorstel
waarschijnlijkheid
toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
irrealis
wens
beleefde vraag
advies geven
herinneren aan een afspraak
van horen zeggen
mogelijkheid

irrealis
wish
polite question
advice
remind you of an appointment
hearsay
possibility
zullen
zouden

Slide 32 - Tekstslide

belofte - 2
voorstel - 1
waarschijnlijkheid - 3
toekomst
vragen om advies
sterke wil van de spreker
inleven in een situatie
H 13
H 14
promise
proposal
probability
zullen

Slide 33 - Tekstslide

Maak een verlanglijstje 
(wishlist)
substantieven
verjaardag
sinterklaas
kerst

Slide 34 - Tekstslide

Ik koop ...
Koop je ... ? 
Welk(e) / Wanneer ...?
Zondag ...
Zal ik ...?
timer
5:00
hoofdzin
vraagzin (open en gesloten)
hoofdzin met inversie
zullen

Slide 35 - Tekstslide

Schrijf vijf activiteiten op in je 'agenda'. 
Houd je afspraken geheim (secret)

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Schrijf vijf activiteiten op in je 'agenda'. 
Houd je afspraken geheim

Slide 39 - Tekstslide

uitspraak

Slide 40 - Tekstslide

Lesevaluatie

  • Wat heb je geleerd?
  • Tips en tops?
  • Heb je nog vragen?

Slide 41 - Tekstslide