Leer Python met oefeningen!

Leer Python met oefeningen!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leer Python met oefeningen!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leer Python met oefeningen!
In deze les leer je Python aan de hand van oefeningen. Laat de antwoorden in de volgende slide zien.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer de les en leg uit wat de leerlingen kunnen verwachten. Vertel ook dat de antwoorden op de oefeningen in de volgende slide te vinden zijn.
Wat weet je al over Python?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Variabelen
In Python kun je variabelen gebruiken om waarden op te slaan. Bijvoorbeeld: x = 5.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat variabelen zijn. Laat zien hoe je een variabele in Python maakt en hoe je er een waarde aan toekent.
Rekenen met variabelen
Je kunt rekenen met variabelen in Python. Bijvoorbeeld: y = x + 3.

Slide 5 - Tekstslide

Laat zien hoe je kunt rekenen met variabelen in Python. Leg uit hoe je een variabele kunt gebruiken in een rekenkundige bewerking.
Strings
Een string is een stuk tekst in Python, tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld: naam = 'Jan'.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat strings zijn. Laat zien hoe je een string maakt in Python en hoe je er vervolgens mee kunt werken.
Getallen omzetten naar strings
Je kunt getallen omzetten naar strings in Python. Bijvoorbeeld: leeftijd = 10; leeftijd_als_string = str(leeftijd).

Slide 7 - Tekstslide

Laat zien hoe je getallen kunt omzetten naar strings in Python en waarom dat soms handig kan zijn.
Input van de gebruiker
Je kunt de gebruiker vragen om input in Python. Bijvoorbeeld: naam = input('Wat is je naam? ').

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit hoe je input van de gebruiker kunt vragen in Python. Laat zien hoe je input kunt opslaan in een variabele.
If-statements
Je kunt if-statements gebruiken om te controleren of iets waar is in Python. Bijvoorbeeld: if x > 5: print('x is groter dan 5').

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat if-statements zijn. Laat zien hoe je ze gebruikt in Python en waarom ze handig kunnen zijn.
Loops
Je kunt loops gebruiken om stukjes code meerdere keren uit te voeren in Python. Bijvoorbeeld: for i in range(10): print(i).

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit wat loops zijn. Laat zien hoe je ze gebruikt in Python en waarom ze handig kunnen zijn.
Functies
Je kunt functies maken in Python om stukjes code te hergebruiken. Bijvoorbeeld: def groet(naam): print('Hallo ' + naam).

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit wat functies zijn. Laat zien hoe je ze maakt in Python en waarom ze handig kunnen zijn.
Oefening 1
Maak een variabele aan met de waarde 7 en een string met de tekst 'hallo'. Print vervolgens de waarde van de variabele en de string.

Slide 12 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 2
Vraag de gebruiker om zijn of haar naam en sla deze op in een variabele. Print vervolgens een groet met de naam van de gebruiker.

Slide 13 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 3
Maak een functie die twee getallen bij elkaar optelt en het resultaat print. Test de functie met de getallen 3 en 4.

Slide 14 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 4
Schrijf een programma dat de tafel van 7 print, van 1 tot en met 10.

Slide 15 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 5
Schrijf een programma dat de gebruiker vraagt om een getal en vervolgens alle even getallen tot en met dat getal print.

Slide 16 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 6
Maak een functie die de lengte van een string berekent en het resultaat teruggeeft. Test de functie met de string 'hallo'.

Slide 17 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 7
Schrijf een programma dat de gebruiker vraagt om een woord en vervolgens print of het woord een palindroom is (hetzelfde voor- en achterstevoren).

Slide 18 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 8
Maak een programma dat de gebruiker vraagt om twee getallen en vervolgens het grootste getal print.

Slide 19 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Oefening 9
Schrijf een programma dat alle priemgetallen tot en met 100 print.

Slide 20 - Tekstslide

Laat de leerlingen de oefening maken en de antwoorden noteren. Bespreek de antwoorden klassikaal.
Antwoorden
Oefening 1: x = 7; naam = 'hallo'; print(x); print(naam). Oefening 2: naam = input('Wat is je naam? '); print('Hallo ' + naam). Oefening 3: def optellen(x, y): print(x + y); optellen(3, 4). Oefening 4: for i in range(1, 11): print(7 * i). Oefening 5: n = int(input('Geef een getal: ')); for i in range(2, n+1, 2): print(i). Oefening 6: def lengte(string): return len(string); print(lengte('hallo')). Oefening 7: woord = input('Geef een woord: '); if woord == woord[::-1]: print('Palindroom!'); else: print('Geen palindroom.'). Oefening 8: x = int(input('Geef een getal: ')); y = int(input('Geef een getal: ')); if x > y: print(x); else: print(y). Oefening 9: def is_priemgetal(x): for i in range(2, x): if x % i == 0: return False; return True; for i in range(2, 101): if is_priemgetal(i): print(i).

Slide 21 - Tekstslide

Laat de antwoorden op de oefeningen zien en bespreek eventuele fouten.
Einde van de les
Je hebt nu geleerd hoe je Python kunt gebruiken met behulp van oefeningen. Ga zelf aan de slag om nog meer te leren!

Slide 22 - Tekstslide

Rond de les af en geef de leerlingen eventueel nog wat tips voor verdere studie.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.