7. En el restaurante

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Hoy en la clase de español
  • Pedir en un restaurante
  • El verbo pedir
  • Preposiciones 
  • El verbo gustar
  • Vamos a hablar? 

Leerdoel: Ik kan iets bestellen in een restaurant en op eenvoudige wijze communiceren met de ober

Slide 2 - Tekstslide

INHALEN SO

           JURRE EN ANGELINA

Slide 3 - Tekstslide

Página ochenta y cinco en el libro del alumno

Slide 4 - Tekstslide

Vul woordenlijst 2.2 in
Gebruik de dialoog op de vorige pagina
 om de woordjes in te vullen in je leefboek.

Slide 5 - Tekstslide

Página ochenta y cinco en el libro del alumno

Slide 6 - Tekstslide

Las respuestas

LA: pág. 85, ej. 6
Él: Paella, filete de ternera con ensalada y melón. 
   Necesita un poco más de pan.
Ella: Ensalada mixta, merluza a la romana y helado de      chocolate.

Slide 7 - Tekstslide

PEDIR
Y
SERVIR

Slide 8 - Tekstslide

pedir, tú

Slide 9 - Open vraag

servir, yo

Slide 10 - Open vraag

pedir, ellas

Slide 11 - Open vraag

servir, usted

Slide 12 - Open vraag

pedir, nosotros

Slide 13 - Open vraag

PREPOSICIONES


VOORZETSELS

Slide 14 - Tekstslide

2.3 Prepociciones
1. para, de
2. de
3. de, al
4. de, a
5. -
6. de, con
7. de
8. para, con
9. sin

Slide 15 - Tekstslide

VAMOS A HABLAR

Slide 16 - Tekstslide

EN LA MESA - ¿Cómo se llaman estos objetos?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Las respuestas
A.
1. patatas fritas
2. sorbete de limón
3. gazpacho
4. sardinas
5. gambas
6. sopa de tomate

B.
1. comprar (kopen)
2. comer (eten)
3. preferir (liever hebben)
4. pedir (vragen)
5. querer (willen)
6. servir (dienen om)
7. escribir (schrijven)
8. hablar (praten)

C.
1. escribimos
2. tengo, tienes
3. queréis
4. quiero
5. escribes
6. escribo
7. vive
8. tengo
9. pedimos
10. pido
11. pago
12. pagamos

Slide 20 - Tekstslide

Klaar met de opdrachten?
Bekijk zelfstandig het filmpje op de volgende pagina en maak aantekeningen

In het filmpje wordt het werkwoord gustar uitgelegd. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

El verbo 
Gustar

Slide 23 - Tekstslide

Gustar betekent = leuk vinden, houden van of bevallen.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 24 - Tekstslide

Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 

Let op je gebruikt altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gustan las patatas fritas.
¿Te gustan las patatas fritas?
VOORBEELD:
Ik hou van frietjes.
Hou jij van frietjes?

Slide 25 - Tekstslide

Gustar
In leerjaar 1 leerde je alleen de ik + jij vorm, nu leer je het gehele rijtje.

Het werkwoord gustar bestaat altijd uit 2 losse delen:
1. Wie vind iets leuk? (me, te, le, nos,..)
2. Wat vind iemand leuk? (gusta of gustan)

Ik hou van voetbal    -     Me gusta el fútbol.

Wie? Ik = me
Wat = voetbal (enkelvoud = gusta)




Slide 26 - Tekstslide

Aangeven of je het 
met iemand eens bent:
Zie schema op de volgende pagina

Slide 27 - Tekstslide

Eens of oneens?
Me gusta la paella   (eens)            >     A mí también (ik ook)
No me gusta la paella (oneens) >     A mí si  (ik wel)
No me gusta la paella (eens)       >    A mí tampoco (ik ook niet)
Me gusta la paella (oneens)         >    A mí no (ik niet)
A mí también
A mí tampoco
A mí no
A mí si

Slide 28 - Tekstslide

Los deberes


Maken:
2.9 ABCD (zie module in je boeken App)
Leren: woordenschat 2.2
viernes, 5 de noviembre, segunda hora

Slide 29 - Tekstslide