V4 Erfelijkheid 5.4 Heb je het begrepen + uitleg 5.4 deel 2

5.4 deel 2 + 5.5
Huiswerkcontrole
Vragen bij de uitleg van dihybride kruisingen
Uitleg 5.4 deel 2 en 5.5
Zelf werken


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.4 deel 2 + 5.5
Huiswerkcontrole
Vragen bij de uitleg van dihybride kruisingen
Uitleg 5.4 deel 2 en 5.5
Zelf werken


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkcontrole 5.4!
Lever foto's in van je (nagekeken) huiswerk

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel verschillende gameten zijn er mogelijk bij niet-gekoppelde overerving?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel verschillende gameten zijn er mogelijk bij gekoppelde overerving?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

B: Licht toe waardoor er soms toch meer dan 2 verschillende gameten kunnen ontstaan bij gekoppelde overerving.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies




Welke fenotypen verwacht je in de F1,
 en in welke verhouding?
Zet je antwoord in de vraag 
op de volgende dia
timer
2:30

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kleuren komen in de F1 voor en in welke verhouding?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Men kruist een homozygoot zwart-ruwharig konijn met een wit-gladharig konijn. Het allel voor zwart haar is dominant over dat voor wit haar. Het allel voor ruw haar is dominant over dat voor glad haar. Bij kruising van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingen
zwart-ruwharig is.
Welke van de onderstaande beweringen is hiermee in overeenstemming?
timer
2:30
A
De allelen voor wit en glad haar liggen op hetzelfde chromosoom
B
De allelen voor wit en ruw haar liggen op hetzelfde chromosoom
C
De allelen voor zwart en ruw haar liggen op verschillende chromosomen
D
De allelen voor wit en glad haar liggen op verschillende chromosomen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beheers je leerdoel 9?
Je kunt een di-hybride kruising uitvoeren en resultaten interpreteren voor zowel gekoppelde als ongekoppelde genen.

A
Ja hoor, dat kan ik
B
Dat lukt me meestal wel
C
Ik kan het soms maar nog niet zo goed
D
Het lukt me niet

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
5.4
9) Je kunt een di-hybride kruising uitvoeren en resultaten interpreteren voor zowel gekoppelde als ongekoppelde genen.
10) Je kunt uitleggen hoe genetische modificatie en gentherapie worden toegepast

5.5
11) Je leert wat de invloed van het milieu en van het genotype is op het tot stand komen van eigenschappen.
12) Je kunt epigenetische overerving uitleggen en daar voorbeelden van geven.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genen beïnvloeden
Klassieke veredeling:
Planten/ dieren die een gunstige combinatie van allelen hebben met elkaar kruisen (bij dieren heet dat fokken)

Genetische modificatie:
een stukje DNA van een ander organisme inbrengen in het DNA van een organisme: transgene organismen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GMO's
GMO's (Genetically Modified Organisms) zijn genetische gemodificeerde organismen. Bijvoorbeeld mais/ soja.
Ze zijn gemaakt omdat ze betere eigenschappen hebben dan het origineel.
Veel discussie over: wat mag wel en wat mag niet.
Ethische kwesties.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organismen aanpassen
Genetische modificatie:
aanbrengen van gewenste erfelijke eigenschappen in een organisme
-> transgeen 

Nieuwe techniek:
Crispr-cas: brengt specifieke wijzingen aan in genen van organismen (=gene editing)
Genetische modificatie
-Voor GM worden vaak micro-organismen gebruikt, soms ook planten/dieren
Toepassing GMO's: geneeskunde, landbouw, industrie, milieu 
Crispr-Cas
Wat: Mechanisme is oorspronkelijk van bacteriën
Hoe: 'Cas' kan specifiek een stukje DNA 'zoeken', het enzym 'Crispr' kan deze er vervolgens uit 'knippen'
Resultaat: gen wordt weggehaald of vervangen
Toepassing: Gentherapie (=kapotte genen repareren)

Slide 15 - Tekstslide

Gebruik van genen van andere soorten wordt vervangen door Crisprcas

Gentherapie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzichtig met gentherapie
Gentherapie is niet erg precies. Het kan dus fout gaan, bijvoorbeeld omdat het nieuwe DNA op de verkeerde plek in het DNA terecht komt en schade toebrengt. 

Dankzij de nieuwe technologie CRISPR/Cas kan DNA preciezer geknipt worden. Dit kan worden ingezet voor gentherapie. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is een virus zo geschikt om gentherapie mee te doen?
A
Een virus is klein
B
Een virus is makkelijk zelf te maken
C
Een virus brengt automatisch zijn DNA in een cel
D
Een virus is makkelijk genetisch aan te passen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is onderzoek aan tweelingen zo interessant voor het nature/nurture debat?
Bij een-eiige tweelingen is zowel nature als nurture identiek (zelfde genotype)
Bij twee-eiige tweelingen is nature verschillend, nurture identiek.

Verschillen tussen die twee groepen in een eigenschap zijn dus het gevolg van nature.

Door tweelingonderzoek probeert men meer zicht te krijgen op de invloed die het genotype heeft en welke invloed milieufactoren hebben op het fenotype.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nature-nurture
Fenotype = milieu + genotype
Welke speelt een grotere rol?

Herhaling in generaties van: alcoholisme, huiselijkgeweld en misbruik.

Maar ook: creativiteit, verlegenheid, rekenvaardigheid.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica
Verschil in eigenschappen -->  genen aan of uit? 

Er zijn stoffen in de kern die de activiteit van genen beïnvloeden --> methylgroepen (-CH3 groepen)

Deze methylgroepen staan onder invloed van milieufactoren (bv. voedsel) en zijn overerfbaar.

Slide 21 - Tekstslide

Deze epigenetische code is ook overerfbaar. Daardoor kan de omgeving van je ouders/ grootouders jouw eigenschappen bepalen.
Epigenetica

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Epigenetica gaat over:
A
Het effect van de DNA code op het fenotype.
B
Het effect van de omgeving op uiting van allelen.
C
Mutaties van de DNA-code door omgeving.
D
Het doorgeven van mutaties in DNA.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Hoofdstuk 5 af!! 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is een virus zo geschikt om gentherapie mee te doen?
A
Een virus is klein
B
Een virus is makkelijk zelf te maken
C
Een virus brengt automatisch zijn DNA in een cel
D
Een virus is makkelijk genetisch aan te passen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies