T3 - OV 7: Welke ondernemingsvormen zijn er?

T3 - OV7
Welke ondernemingsvormen bestaan er?

1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

T3 - OV7
Welke ondernemingsvormen bestaan er?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  1.  Je weet welke ondernemingsvormen er bestaan.
  2. Je weet wat de ondernemingsvormen inhouden.
  3. Je kunt de voor- en nadelen noemen voor een ondernemer

Slide 2 - Tekstslide

ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORM
= juridische (wettelijke) vorm van je onderneming.

Slide 3 - Tekstslide

ONDERNEMINGSVORM of RECHTSVORMEN
Geeft een antwoord op de vragen: 
  • Wie is aansprakelijk?
  • Welke soort belasting (en hoeveel) moet betaald worden?
  • Wie heeft de leiding in de onderneming?
  • Welke verplichtingen zijn er?
  • Hoe worden besluiten genomen?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze onderzoeksvraag?
A
Wat is marketing?
B
Welke ondernemingsvormen zijn er?
C
Wat zijn de delen van een ondernemingsplan?
D
Hoe maakt een onderneming winst?

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de definitie van een rechtsvorm?
A
De juridische vorm van de organisatie.
B
Een organisatie die eigen rechten en verplichtingen heeft.
C
De economische vorm van de organisatie.
D
De natuurlijke vorm van de organisatie.

Slide 6 - Quizvraag

Soorten rechtsvormen
  • éénmanszaak
  • vennootschap

Slide 7 - Tekstslide

EENMANSZAAK

Slide 8 - Tekstslide

EENMANSZAAK - voordelen
  • geen minimumkapitaal
  • geen financieel plan en geen oprichtingsakte nodig
  • 1 eigenaar > neemt alle beslissingen 
  • minder verplichtingen dan bij een vennootschap
  • lagere beheerskosten

Slide 9 - Tekstslide

EENMANSZAAK - nadelen
  • geen scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen
    = zaakvoerder is onbeperkte aansprakelijk (meer financiële risico's)
  • eigenaar zoekt zelf middelen om de investeringen te financieren
  • beperkte continuïteit
    (wat met opvolging van de eigenaar in geval van ziekte en/of overlijden?) 
  • inkomsten worden belast volgens de personenbelasting (hogere tarieven dan de vennootschapsbelasting)

Slide 10 - Tekstslide

Eenmanszaak
geen aparte rechtspersoon
--> 1 natuurlijk persoon

onbeperkte aansprakelijkheid
--> privévermogen en vermogen van de zaak


Slide 11 - Tekstslide

Heeft een eenmanszaak geen of weinig minimumkapitaal nodig?
A
weinig
B
geen

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer je kiest voor een éénmanszaak, ben je steeds beperkt aansprakelijk.

A
Juist
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Een éénmanszaak wordt opgericht door 1 persoon.
A
Juist
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent onbeperkt aansprakelijk?
A
Ze kunnen van jou en je partner alles af-pakken.
B
Ze kunnen aan je bezittingen en aan de gemeenschappelijke.
C
Ze kunnen jullie gemeenschappelijk vermogen afpakken.
D
Ze kunnen je partner afpakken.

Slide 15 - Quizvraag

De vennootschapsbelasting is nadeliger dan de personenbelasting.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Heeft een eenmanszaak een groot ondernemingsrisico?
A
Ja
B
Nee
C
afhankelijk van het soort bedrijf
D
Hangt er van af hoe het met de economie gaat

Slide 17 - Quizvraag

Welk kenmerk past niet bij een eenmanszaak?
A
geen personeel
B
personenbelasting
C
slechte continuïteit
D
geen rechtspersoon

Slide 18 - Quizvraag

VENNOOTSCHAP

Slide 19 - Tekstslide

VENNOOTSCHAP - voordelen
  • beperkte aansprakelijkheid
    = een duidelijke scheiding tussen het privé- en het bedrijfsvermogen en een beperkte (minder financiële risico's)
  • financiële middelen kunnen worden samengebracht door meerdere personen (= het eigen vermogen) (vennoten)
  • inbreng kan geld, natura know-how
  • samenwerking met partners regelen
  • onbeperkte continuïteit (moet niet stoppen bij wegvallen van een bestuurder of vennoot)
  •  winst worden belast volgens de vennootschapsbelasting (lagere tarieven dan de personenbelasting)

Slide 20 - Tekstslide

VENNOOTSCHAP - nadelen
  • er kan een  minimumkapitaal vereist zijn
  • financieel plan opstellen (inleveren bij de notaris)
  • meer verplichtingen dan bij een eenmanszaak 
  • meer kosten
  • oprichtersaansprakelijkheid: de oprichters blijven drie jaar lang aansprakelijk (Als de vennootschap binnen de drie jaar failliet gaat, kan het financieel plan door de rechtbank opgevraagd worden)
  • het stopzetten van een vennootschap is moeilijk

Slide 21 - Tekstslide

Vennootchap
aparte rechtspersoon

beperkte aansprakelijkheid
--> privévermogen en vermogen van de zaak zijn gescheiden


Slide 22 - Tekstslide

VENNOOTSCHAP - basissoorten
  • bv
  • nv
  • cv
  • maatschap
besloten vennootschap
naamloze vennootschap
coöperatieve vennootschap

Slide 23 - Tekstslide

Besloten vennootschap - BV
  • 1 of meer personen
  • beperkte aansprakelijkheid
  • startkapitaal mag € 0,01 zijn
  • aandelen op naam (met stemrecht)
    => niet vrij overdraagbaar (besloten)
  • winst onderworpen aan vennootschapsbelasting

Slide 24 - Tekstslide

Naamloze vennootschap - NV
  • 1 of meerdere personen
  • beperkte aansprakelijkheid
  • middelgrote tot grote ondernemingen
  • aandelen vrij overdraagbaar
  • aanzienlijk startkapitaal => minstens € 61 500,00
  • vrij complexe regelgeving
  • winst onderworpen aan vennootschapsbelasting

Slide 25 - Tekstslide

Organen van een bv en nv

Slide 26 - Tekstslide

Coöperatieve vennootschap - CV
  • coöperatie =  groep die samenwerkt om hun economische macht te vergroten
  • minstens 3 oprichters die samenwerken
  • gemeenschappelijk doel, niet noodzakelijk winst
  • beperkte aansprakelijkheid
  • aandelen vrij overdraagbaar tussen vennoten
  • aandeelhouders maken zelf gebruik van de diensten
  • winst onderworpen aan vennootschapsbelasting


Slide 27 - Tekstslide

Maatschappij
  • minstens 2 vennoten
  • weinig dwingende regels
  • geen rechtspersoonlijkheid
  • kan niet failliet verklaard worden
  • onbeperkt aansprakelijk (= meervoudsvorm van de eenmanszaak)


Slide 28 - Tekstslide

Een overzicht

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Genoeg theorie ....
Tijd om in te oefenen!

Slide 31 - Tekstslide

Een ander woord voor rechtsvormen is ....

Slide 32 - Open vraag

Van een bv
A
kan iedereen aandelen kopen.
B
kan niet iedereen aandelen kopen.

Slide 33 - Quizvraag

éénmanszaak
besloten vennootschap
naamloze vennootschap
aandelen op naam
aandelen vrij overdraagbaar
1 eigenaar

Slide 34 - Sleepvraag

Alle ondernemingsvormen betalen vennootschapsbelasting.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
nv
B
bv
C
eenmanszaak
D
maatschappij

Slide 36 - Quizvraag

onbeperkte aansprakelijkheid
beperkte aansprakelijkheid
bv
éénmanszaak
cv
nv
maatschap

Slide 37 - Sleepvraag

Het verschil tussen een nv en een bv is
A
dat de aandelen bij een nv voor iedereen te koop zijn en bij een bv niet
B
dat de aandelen bij een bv voor iedereen te koop zijn en bij een nv niet

Slide 38 - Quizvraag

Wanneer je kijkt naar de continuïteit van de onderneming, kijk je naar ...
A
wie de leiding heeft.
B
wie het werk verricht.
C
hoeveel het eigen vermogen is.
D
hoe zeker het voortbestaan van de onderneming is.

Slide 39 - Quizvraag

Als een bv of nv failliet gaat, kunnen de aandeelhouders hun geld dat ze in de onderneming staken kwijt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quizvraag

Binnen een éénmanszaak kan er maar 1 persoon werken?
A
Juist
B
onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm is de directeur in loondienst?
A
Eenmanszaak
B
MAATSCHAPPIJ
C
CV
D
BV

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Tekstslide

Welk soort belasting betaal je op de winst bij een eenmanszaak?
A
winstbelasting
B
personenbelasting
C
vennootschapsbelasting

Slide 44 - Quizvraag

Op de winst van een bv moet personenbelasting betaald worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 45 - Quizvraag

Welke vorm van vennootschap is volgens jou het beste voor een restaurant?
NV
BV
CV
MAATSCHAPPIJ

Slide 46 - Poll

Wat voor soort rechtsvorm heeft Albert Heijn?
A
éénmanszaak
B
bv
C
cv
D
nv

Slide 47 - Quizvraag

Een bv heeft vrij verhandelbare aandelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Afsluiting
Leerdoelen:
  • Je kan de verschillende rechtsvormen omschrijven.
  • Je kan de kenmerken van de rechtsvormen benoemen.
  • Je kan de 5 van rechtsvormen opsommen.
  • Je kan de verschillen tussen de rechtsvormen benoemen.
  • Je kan de voor- en nadelen van de rechtsvormen benoemen.

Slide 49 - Tekstslide

Na deze les wil ik ...
de uitleg nog een keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken

Slide 50 - Poll

Ik zal na deze les ...
de leerstof nog eens zelfstandig bekijken
de leerstof niet meer bekijken

Slide 51 - Poll

Zouden je graag in toekomst meer gebruikmaken van deze manier van werken?
JA, zeker en vast!
Nee, helemaal niet!

Slide 52 - Poll

Exit-ticket
Stel hier 2 toetsvragen over de geziene leerstof.

Slide 53 - Open vraag

Slide 54 - Tekstslide