Ruwe Rovers en Rijke Steden

Ruwe Rovers en Rijke Steden

Aan het einde van de les kun je...

Uitleggen wat de rol was van de schout en schepenen in de middeleeuwse steden

Wat weet je al over schouten, schepenen en gildes in middeleeuwse steden?

De rol van de schout en schepenen in middeleeuwse steden

Schout handhaafde de orde en sprak recht
Schepenen assisteerden de schout bij bestuurlijke taken en rechtspraak

De functie en het belang van de schepenbank

Gerechtshof waar schout en schepenen recht spraken

Wat een stadsgezel is en zijn plaats in de stedelijke samenleving

Inwoner van de stad die een ambacht uitoefende
Deel van een gilde

De opbouw en functie van gildes in de middeleeuwen

Vereniging van ambachtslieden van hetzelfde beroep
Waarborgen van kwaliteit van het werk

Het traject van leerling, via gezel naar meester binnen een gilde, en de betekenis van de meesterproef

Opklimmen van leerling naar gezel
Meesterproef als proeve van bekwaamheid

Definities

Schout: Een aangestelde die namens de heer de openbare orde handhaafde en recht sprak in de stad
Schepenen: Belangrijke burgers die de schout hielpen met bestuurlijke taken en rechtspraak
Schepenbank: Het gerechtshof in een middeleeuwse stad waar de schout en schepenen recht spraken
Stadsgezel: Een burger van de stad die als ambachtsman werkte en deel uitmaakte van een gilde
Gilde: Een vereniging van ambachtslieden van hetzelfde beroep die de kwaliteit van het werk controleerden en de belangen van hun leden behartigden
Meester: Een ambachtsman die na het afleggen van een meesterproef volwaardig lid was van een gilde en zelf leerlingen mocht aannemen
Gezel: Een ambachtsman die de basisvaardigheden heeft geleerd en werkt onder toezicht van een meester
Meesterproef: Een proeve van bekwaamheid die een gezel moest afleggen om meester te worden binnen een gilde

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.