1) will / won’t + hele ww.
A- Bij: belofte, aanbod, aankondiging, besluit
Vb. I promise I will help you.
B- Bij: voorspellingen (zonder bewijs)
Vb. We will live on the moon in 50 years.
2) to be + going to + hele ww.
A- Bij: (toekomst)plannen
Vb. I am going to travel this summer.
B- Bij: voorspellingen (met bewijs)
Vb. Look at the clouds! It is going to rain.
3) Present Continuous:
A- Als iets NU aan de gang is
Vb. I am walking through the room.
B- Als je een afspraak hebt (tijd/plaats staat vast)
Vb. We are meeting at the cinema tonight.
4) Present Simple:
A- Bij: feiten en gewoontes
Vb. I walk to school every day.
B- Bij: vaste (vertrek/openings-) tijden
Vb. The lesson starts at 12:45.