Present Simple/Present Continuous
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waar of niet waar:
Bij de present simple horen woorden als:
now, at the moment, today
Bij de present simple horen woorden als:
now, at the moment, today
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 2 - Quizvraag
Waar of niet waar:
De present continuous bestaat uit:
am, are, is + werkwoord + ing
De present continuous bestaat uit:
am, are, is + werkwoord + ing
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 3 - Quizvraag
Waar of niet waar:
Bij de present continuous gebruik je woorden als:
always, every week, never, sometimes, usually
Bij de present continuous gebruik je woorden als:
always, every week, never, sometimes, usually
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 4 - Quizvraag
Waar of niet waar:
Bij de present simple krijg je een 's' of 'es' bij he, she en it.
Bij de present simple krijg je een 's' of 'es' bij he, she en it.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 5 - Quizvraag
Mirjam __________________(to celebrate) her birthday today.
Slide 6 - Open vraag
My brother usually ___________________(to go) on holiday to England. That's because he's an English teacher.
Slide 7 - Open vraag
My sister Francis __________________(not + live) at home anymore.
Slide 8 - Open vraag
Please, don't disturb me. I _______________(to try)
to read this article.
to read this article.
Slide 9 - Open vraag
Can you tell me who _________________(to stand) at the door right now?
Slide 10 - Open vraag
Jeremy always _______________(to play) football at the weekend.
Slide 11 - Open vraag
____________________(you-to have) dinner right now?
Slide 12 - Open vraag
My friend Amy _______________(to study) English in Oxford.
Slide 13 - Open vraag
My mother never _______________(to buy) a starter when we go out eating.
Slide 14 - Open vraag
Vertaal:
Wij gaan nooit naar Engeland.
Wij gaan nooit naar Engeland.
Slide 15 - Open vraag
Vertaal:
Wij hebben nu Engels.
Wij hebben nu Engels.
Slide 16 - Open vraag
Vertaal:
Wij wonen naast een ziekenhuis.
Wij wonen naast een ziekenhuis.
Slide 17 - Open vraag
Vertaal:
Vandaag verhuizen wij naar een appartement.
Vandaag verhuizen wij naar een appartement.
