In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Golven
Door de kracht van golven veranderen kusten voortdurend van uiterlijk -> opbouw of afbraak
3 factoren bepalen kracht en hoogte golf:
De kracht van de wind
De periode dat de wind waait
De afstand die de golven hebben afgelegd
Slide 2 - Tekstslide
De zee breekt af
Als golven in ondiep water komen, breken ze = de branding
Voorbij de branding stroomt het water het strand op. De kracht van de terugstroom bepaalt of de kust: wordt opgebouwd (zwakke terugstroom) of wordt afgebroken (sterke terugstroom)
Slide 3 - Tekstslide
Een bekend voorbeeld van een afbraakkust is een klifkust.
Slide 4 - Tekstslide
Etretat, Frankrijk
Slide 5 - Tekstslide
De zee bouwt op
Bij vlakke, schuine kusten glijden golven de kuststrook op.
Zand wordt afgezet: strand
De kust wordt opgebouwd door een zwakke terugstroom: aanslibbingskust
Slide 6 - Tekstslide
De zee bouwt op
VB: Nederland:
Sedimentatie zand -> zandbanken die bij eb gedeeltelijk droogvallen = strandwallen (boven zee uit)
Als ze opdrogen, neemt de wind het zand van de strandwallen mee naar de kust -> zo ontstaan kustduinen.
Slide 7 - Tekstslide
Vandaag
Maken: 2.4 opdrachten 1 t/m 5
Volgende week: controle huiswerk. Niet af? Op school afmaken
Proefwerk woensdag 14 december
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
B62 Hoge- en lage luchtdrukgebieden
De luchtdruk is het gewicht waarmee een kolom lucht op de aarde drukt.
Bij een hogedrukgebied is er een teveel aan lucht. Lucht stroomt weg over het aardoppervlak: wind. Aanvulling van boven -> dalende lucht = lucht warmer, geen wolken.
Bij een lagedrukgebied is er een tekort aan lucht. Er stroomt lucht naar toe. Lucht moet ergens heen -> omhoog. Stijgende lucht = afkoeling, wolken en regen.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
B62: Hogedruk- en lagedrukgebieden
Slide 13 - Tekstslide
B70 Weerkaart
Isobaren = lijnen die plaatsen met een gelijke luchtdruk verbinden.
H = hogedrukgebieden: droog, zonnig weer
L = lagedrukgebieden: bewolkt en regenachtig weer
Wind waait van hoge naar lage druk. Isobaren dicht bij elkaar betekent veel wind.
Slide 14 - Tekstslide
Winterstormen
Zware stormen Zuid-Engeland en Ierland:
- lagedrukgebieden boven de Atlantische Oceaan (dec-feb)
- grensgebied warme en koude lucht
- grootste temperatuurverschillen herfst en winter