Birgit Wösten, Lisanne Knapen, Roelien Kooistra, Rosanne Scholts, Mariska van der Velde
Orthopedagogisch Werken op Scholen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijswetenschappenWOStudiejaar 2
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Birgit Wösten, Lisanne Knapen, Roelien Kooistra, Rosanne Scholts, Mariska van der Velde
Orthopedagogisch Werken op Scholen
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat motiveert jullie?
Slide 2 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Motivatie
Self determination theory
- Intrinsieke motivatie
- Extrinsieke motivatie
(Deci & Ryan, 2000: The “What” and “Why” of Goal Pursuits: Human Needs and the Self-Determination of Behavior)
Slide 4 - Tekstslide
Motivatie is een centraal en veelvuldig besproken onderwerp binnen de gedragswetenschappen. Hoewel motivatie vaak wordt behandeld als een enkelvoudige constructie, weten we dat het tegenovergestelde waar is. Mensen raken op verschillende manieren gemotiveerd. Bijvoorbeeld omdat ze vanuit zich iets leuk vinden om te doen of vanuit persoonlijke toewijding ergens in uit te blinken, maar ook vanuit angst ergens op beoordeeld te worden of wanneer er sprake is van sterke externe dwang. Deze voorbeelden vanuit intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn ons allen wel bekend.
Vanuit de selfdetermination theory, of SDT in het kort, wordt een meer gedifferentieerde benadering van motivatie geboden die begint bij de globale indeling van intrinsieke en extrinsieke motivatie.
Intrinsieke motivatie
competentie
in combinatie met
autonomie
(Deci & Ryan, 2020: Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation, Social Development, and Well-Being)
Slide 5 - Tekstslide
Intrinsieke motivatie verwijst naar het handelen van mensen voor het voldoening en plezier dat ze uit de activiteit zelf halen. Ontwikkelingsdeskundigen geven aan dat kinderen vanaf hun geboorte vanuit zichzelf de interne neiging hebben om te verkennen, leren en nieuwe dingen te ontdekken, maar dat dit vrij gemakkelijk kan worden verstoord door verschillende omstandigheden. De cognitieve evaluatietheorie (CET) is een theorie binnen de SDT met als doel de factoren te onderscheiden die van invloed zijn op deze intrinsieke motivatie.
Volgens de CET zijn competentiebeleving in combinatie met het gevoel van autonomie van positieve invloed op de intrinsieke motivatie. Mensen moeten dus niet alleen een gevoel van competentie of effectiviteit ervaren, maar ook hun gedrag ervaren als zelfbepaald. Positieve feedback en beloning kunnen het gevoel van competentie vergroten. Ervaren van keuzevrijheid, erkenning van gevoelens en mogelijkheden voor zelfsturing hebben een positief effect op het ervaren van autonomie. Maar deadlines, richtlijnen, onder druk staande evaluaties en opgelegd doelen (ons allen vast bekend) dragen bij aan een verminderd gevoel van autonomie en drukken dus de motivatie.
Extrinsieke motivatie
Extrinsieke motivatie
Slide 6 - Tekstslide
De term extrinsieke motivatie verwijst naar de uitvoering van een activiteit om een resultaat te bereiken dat losstaat van de activiteit zelf en staat dus in contrast met intrinsieke motivatie. Bijvoorbeeld: leerlingen die hun huiswerk maken omdat het moet van hun ouders.
Een student die het huiswerk maakt omdat hij de waarde voor zijn gekozen carrière in ziet, is:
Intrinsiek gemotiveerd
Extrinsiek gemotiveerd
Slide 7 - Poll
Maar hoe zit het met studenten die huiswerk maken omdat ze persoonlijk de waarde ervan voor hun gekozen carriere begrijpen?
Studenten die hun huiswerk maken omdat ze persoonlijk de waarde ervan voor hun gekozen carrière begrijpen, zijn extrinsiek gemotiveerd, net als de leerlingen die alleen het huiswerk maken omdat hun ouders dit controleren. Beide voorbeelden hebben betrekking op hulpmiddelen in plaats van plezier in het werk zelf. Echter zullen de studenten uit de stelling waarschijnlijk wel meer een gevoel van autonomie ervaren. Er zijn dan ook verschillende soorten extrinsieke motivatie, waar ik nu wat meer over zal vertellen.
Slide 8 - Tekstslide
Binnen de SDT wordt gebruik gemaakt van het zelfbeschikkingscontinuüm, zoals weergegeven in deze afbeelding. Helemaal links bevindt zich de amotivatie, waar het ontbreekt aan intentie om te handelen. Amotivatie kan het gevolg zijn van het niet waarderen van een activiteit, niet competent voelen om het te doen of niet verwachten dat het gewenst resultaat oplevert. Rechts hiervan staan 5 classificaties van gemotiveerd gedrag. Helemaal rechts van het continuüm bevindt zich de intrinsieke motivatie. Extrinsieke motivatie beslaat het gebied in het midden en is onderverdeeld in 4 subclassificaties.
De extrinsiek gemotiveerde gedragingen die het minst autonoom zijn, worden extern gereguleerd genoemd. Dit zijn acties gebaseerd op het vermijden van straf of verkrijgen van beloning. Het hierop volgende type wordt introjectieve regulatie genoemd. Introjectie houdt in dat je een opdracht tot je neemt, maar deze niet volledig als de eigen accepteert. Hierbij wordt het gedrag toch uitgevoerd om bijvoorbeeld schuldgevoelens, angst of falen te voorkomen. Een meer autonome vorm van extrinsieke motivatie is wanneer er sprake is van regulering door identificatie. Identificatie weerspiegelt het waarderen van de actie als persoonlijk belangrijk. Ten slotte is de meest autonome vorm van extrinsieke motivatie geïntegreerde regulatie, welke het meeste in de buurt komt van intrinsieke motivatie. Deze activiteiten sluiten aan bij de persoonlijke normen en waarden, maar onderscheid zich nog van intrinsieke motivatie doordat bij de intrinsieke motivatie de activiteit zelf voldoening en plezier levert.
Onderzoek OESO (2015)
Motivatie en leerresultaten
Intrinsiek vs. extrinsiek
Slide 9 - Tekstslide
Uit onderzoek van het OESO komt naar voren dat zowel de intrinsieke en extrinsieke motivatie een positieve invloed kan hebben op de leerresultaten. Echter; de intrinsieke motivatie is van grotere invloed. Leerlingen die vanuit extrinsieke motivatie werken, zouden oppervlakkiger leren en kan op langere termijn de intrinsieke motivatie ondermijnen.
Van 'MOETIVATIE' naar 'MOTIVATIE'
Praktijkgericht onderzoeksproject 2016
Universiteit Utrecht
Kohnstamm Instituut
Universiteit van Amsterdam
Ontwikkelteam docenten PO en VO
Slide 10 - Tekstslide
Naarmate kinderen ouder worden, maakt motivatie plaats voor moetivatie en dat is het gevoel dat je moet leren. Bij moetivatie stopt de wil om te leren, zodra de beloning of verplichting wegvalt. Uit onderzoek zijn verschillende manieren naar voren gekomen waarop je als docent een klimaat kan creëren waarin juist de intrinsieke motivatie wordt gestimuleerd.
1. Autonomie ondersteunend lesgeven
Aansluiten bij de belevingswereld
Gebruik van informatieve taal
Keuzevrijheid
Weerstand erkennen
Slide 11 - Tekstslide
En de eerste manier om hieraan bij te dragen is autonomie ondersteunend lesgeven. Wat wil zeggen dat je leerlingen de ruimte biedt om op hun eigen manier de wereld te ontdekken en nieuwe dingen te leren en dat kan op 4 manieren:
1. Allereerst door aan te sluiten bij de belevingswereld en de interesses van leerlingen en ze te laten zien waarom iets belangrijk voor hen kan zijn. Hierdoor wek je interesse en laat je leerlingen nadenken over het doel en het nut van de leerstof.
2. Bevelen zoals ‘jullie moeten nu aan de slag’ roepen moetivatie op. Informatieve taal zoals ‘als we nu aan de slag gaan met deze opdracht, leren we hoe we dit kunnen toepassen’, geeft inzicht in de verwachting van de docent en maakt ook gelijk het nut voor de leerling duidelijk.
3. Daarnaast ervaren leerlingen autonomie door keuzevrijheid. Dit kan door leerlingen te laten kiezen een deel van de instructie te volgen, of bijvoorbeeld keuzes te bieden in de manier van aanpak, volgorde of tijdstip van werken. Nu is het wel zo dat onbeperkte keuzevrijheid verlammend kan werken en daarom is het belangrijk leerlingen hierbij te ondersteunen en de geboden keuzes enigszins te beperken.
4. Als leerlingen iets niet willen, is het aantrekkelijk om te zeggen dat het moet, maar dit roept natuurlijk vooral moetivatie en mogelijk zelfs weerstand op. Door te luisteren naar de leerlingen en hun gevoel van weerstand te erkennen, voelen leerlingen zich gehoord en gesterkt in hun autonomie, wat weer bijdraagt aan de motivatie.
2. Competentiegevoel vergroten
Duidelijke verwachtingen
Differentiëren
Vertrouwen uitspreken
Slide 12 - Tekstslide
Om ervoor te zorgen dat leerlingen de wereld willen ontdekken en zich daar competent in voelen, hebben ze structuur en vertrouwen nodig. Docenten kunnen op verschillende manieren bijdragen aan het versterken van het competentiegevoel:
1. Allereerst door het hanteren van duidelijke grenzen en regels en het inhoudelijk begeleiden van leerlingen bij het leren. Op die manier weten leerlingen wat er van ze wordt verwacht.
2. Daarnaast zijn klassen vaak divers, met leerlingen met verschillende prestatieniveaus en achtergronden en daarom is het belangrijk dat de docent differentieert in de wijze van structuur bieden door dit aan te passen aan het niveau en de behoefte van de leerling.
3. Door tenslotte vertrouwen en hoge verwachtingen naar alle leerlingen uit te spreken, groeit het geloof in het eigen kunnen en dat motiveert leerlingen ook weer om te willen leren.
Stelling: Het werken met ICT-hulpmiddelen heeft een direct positief effect op de motivatie van leerlingen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Dan gaan we nu even door naar een stelling: Het werken met ICT-hulmiddelen heeft een direct positief effect op de motivatie van leerlingen. Is dat waar of niet waar? Het juiste antwoord is 'NIET WAAR'. Het werken met digitale oefenprogramma’s an sich heeft geen direct positief effect op de motivatie van leerlingen. Wat ze vooral waarderen is de afwisseling tussen deze digitale hulpmiddelen en digitale oefenprogramma’s en bijvoorbeeld het werken met papieren boeken en werkbladen.
3. Leergerichte aanpak
Toetsen en cijfers als middel
Benadrukken van vooruitgang en inzet
Slide 14 - Tekstslide
Een prestatiegerichte aanpak waarbij het gaat om toetsen en cijfers roept onderlinge competitie op. Dit zorgt er dus eigenlijk voor dat leerlingen vooral moetivatie hebben en beter willen presteren dan anderen, terwijl leerlingen juist meer plezier en voldoening ervaren als ze leren om zichzelf te ontwikkelen. In een leergerichte aanpak staat ontwikkeling ten opzichte van jezelf dan ook voorop en die aanpak kenmerkt zich door 2 aspecten:
1. Ten eerste door toetsen en cijfers te gebruiken als middel om te leren en niet als doel op zich. Toetsen worden dan gebruikt om inzicht te geven in wat er al goed gaat en wat er wellicht nog beter kan. Door toetsen zo in te zetten dat leerlingen worden aangemoedigd hierop te reflecteren, bevorder je juist de motivatie en daarmee het leren.
2. Door bij het benadrukken van vooruitgang niet op de uitkomst van een toets te focussen maar op de inzet en de vraag of de leerling vooruit is gegaan en nieuwe dingen heeft geleerd, kun je de motivatie en de gerichtheid op leren eveneens stimuleren. Zo bevorder je bijvoorbeeld dat een leerling zich de volgende keer opnieuw wil inzetten, ook als het misschien nog niet helemaal ging zoals gewenst.
4. Verbondenheid
Slide 15 - Tekstslide
Samenvattend is uit onderzoek dus gebleken dat de intrinsieke motivatie verhoogd kan worden door autonomie ondersteunend lesgeven, het versterken van het competentiegevoel en een leergerichte aanpak. Deci & Ryan benoemen (naast autonomie en competentie) nog expliciet het belang van verbondenheid met de omgeving, ofwel vertrouwen hebben in anderen. Door een positief klassenklimaat zullen leerlingen zich namelijk vrij voelen om vragen te stellen en niet bang zijn om fouten te maken.
Corona & Motivatie
27% geen motivatie i.v.m. werkplek.
Bovenbouw minder gemotiveerd dan onderbouw.
Concrete hulp van docent nodig.
(F. Geijsel, T. Jenniskens en A. van Langen, 2020)
Slide 16 - Tekstslide
Uit een onderzoek van 2020 bleek dat
27 % van de Nederlandse leerlingen minder leermotivatie heeft omdat ze thuis geen goede leerplek hebben. Het is daarom belangrijk dat de school vraagt aan leerlingen of de thuiswerkplek goed is en of ze zich er kunnen concentreren.
Ook bleek dat leerlingen in de bovenbouw tijdens de lockdown van maart minder gemotiveerd waren dan leerlingen in de onderbouw. Leerlingen hebben meer behoefte aan hulp en feedback van docenten.
Daarnaast kwam naar voren dat wanneer een docent concrete hulp heeft geboden bij het thuisonderwijs, dit bepalend was voor de leermotivatie. Het is dan wel belangrijk dat leerlingen weten wanneer zij hun docenten kunnen bereiken.
Jongens zijn minder gemotiveerd dan meiden, omdat hun hersenontwikkeling achterloopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Dit is niet waar. Dit is echter wel iets dat nog vaak gedacht wordt: dat de EF van jongens trager ontwikkelen in vergelijking met die van meiden. In 2019 concludeerde Lara Wierenga van de universiteit van Leiden dat het een groot misverstand is dat de hersenontwikkeling van jongens achter loopt op die van meisjes.
Jongens motiveren
1. Variatie en actie
2. Niet te veel huiswerk
3. Waardering
4. Ga in gesprek
(Teeuwisse, van Langevelde en van Buurt, 2017)
Slide 18 - Tekstslide
Naast eerder genoemde theorie komt uit een onderzoek uit 2017 ook de vraag over het motiveren van jongens naar voren. Het motiveren van jongens is volgens veel docenten soms een vak apart. Tips die deze onderzoekers geven zijn:
Breng voldoende variatie en actie in de dag. Jongens raken enthousiast van competitie en spelelementen. Ook fysieke beweging is goed.
Geef niet teveel huiswerk op. Huiswerk vraagt ook na schooltijd weer om stil zitten, concentratie en discipline.
Uit je waardering en blijf ze positief benaderen. Ook al laten ze dat niet altijd zien, jongens zijn gevoelig voor erkenning en waardering. Gebruik humor in het contact en geef ze zo veel mogelijk een nieuwe kans.
Ga met ze in gesprek. Wat hebben ze nodig om meer gemotiveerd te zijn voor school?
Wat opviel is dat leerlingen vaak een heel goed beeld hebben van wat motiverend voor ze werkt en wat juist minder. En dat alleen al het voeren van dit soort gesprekken met leerlingen motiverend werkt. Ze voelen zich serieus genomen
Bovendien zijn de dingen die leerlingen noemen, vaak relatief makkelijk in de praktijk te brengen zijn. Denk bijvoorbeeld aan: vaker samen mogen werken of af en toe een les mogen missen van een vak waar je een goed cijfer voor staat.
Vernieuwing onderwijsstysteem?
Vertrouwen
Samenwerking tussen secties
Betrekken van organisaties buiten het onderwijs
Verminderen vaste lesuren
Continu leerproces stimuleren
(Teeuwisse, van Langevelde en van Buurt, 2017)
Slide 19 - Tekstslide
Welke vernieuwing van het onderwijssysteem vraagt het motiveren van leerlingen?
1. Een hoge mate van vertrouwen in jongeren zou aan de basis moeten liggen bij het kijken naar en begeleiden van leerlingen, en dus ook de vormgeving van het onderwijs.
2. Ook biedt de samenwerking tussen verschillende secties en het aanbieden van overkoepelende vakken, projecten of modules perspectief.
3. Het betrekken van mensen en organisaties van buiten kan het onderwijs voor leerlingen leuker, betekenisvoller en uitdagender maken.
4. Ook is het goed om na te denken over het verminderen van het aantal vaste lesuren op het programma.
5. Als laatste is het de moeite waard om na te denken over manieren om een meer continu leerproces te stimuleren. De bel die na ieder lesuur afgaat, maakt bijvoorbeeld dat iedere leerling meteen zijn spullen inpakt, in plaats van wat langer door te werken aan een opdracht. De dynamiek van het leren van toets naar toets zou ook doorbroken kunnen worden. Door in ieder geval in de onderbouw meer met formatieve toetsen te werken (zoals feedback op de voortgang feed forward op wat de student nog kan doen), stimuleer je leerlingen om zich verder te bekwamen in de lesstof, in plaats van het leerproces te stoppen na het behalen van een cijfer.
Wat raad je aan?
Slide 20 - Open vraag
Stel, er komt nu een leerkracht binnen, die vertelt dat zijn/haar leerlingen niet te motiveren zijn en advies nodig heeft, wat raad je dan aan?