1.2 Ademhalingsstelsel

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

	Vak: Biologie Hoofdstuk: 1.2 Ademhalingsstelsel
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.	Arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Les opening

Pak je boek van biologie op tafel op bladzijde 15

Huiswerk controle:

1.1 opdracht 1 t/m 8

2. Lesdoel & leergebiedoverstijgende doelen

Aan het eind van deze les:

-  je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen. 

- je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen. 

Leergebiedoverstijgende doelen: 

3. Mini-check + arrangementen

Verdiept arrangement (8 gemiddeld of hoger): Niemand

Iedereen doet mee met de mini-check op Lesson Up. 

het middenrif is:

1. een bot
2. een spier

Zet de onderdelen op de juiste plek

neusholte

luchtpijp

long

middenrif

huig

longblaasje

Wat is de huig?

1. 1
2. 2

Wat gebeurt er in het longblaasje?

1. Zuurstof in het bloed Koolstofdioxide uit het bloed
2. Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide in het bloed
3. Zuurstof uit het bloed Koolstofdioxide in het bloed
4. Zuurstof en Koolstofdioxide gaan beide uit het bloed

Wie maakt wat? 

Had je alle vragen van de mini-check goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk. 

De rest doet mee met de instructie. 

Je maakt: 

Je leest de theorie op bladzijde 15, 16 en 17. 

Hierna maak je opdracht 1 t/m 8 op blz. 18 t/m 23

4. Instructie

Ademhalingsstelsel

Lucht inademen door neus of mond

Lucht komt in neusholte of mondholte

Hierna naar keelholte en strottenhoofd

Daarna via bronchiën naar kleinere buisjes (luchtpijptakjes) waaraan longblaasjes zitten

Middenrif 

• Ligt onder de longen
• Dit is een spier tussen de borstholte en buikholte 

Neusholte en mondholte

Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.

De neusholte is bekleed met neusslijmvlies. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 

ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte

Reukzintuig: zit boven in je neusholte

Keelholte

Na de neus- of mondholte komt de lucht in de keelholte. 

Lucht moet de luchtpijp in, voedsel moet de slokdarm in.

Om dit te regelen hebben we twee klepjes:

1. Huig
2. Strotklepje

Luchtpijp en longen

De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd. 

De luchtpijp hebben kraakbeenringen in de wand. Deze zorgen voor stevigheid en zorgen ervoor dat hij altijd openstaat. 

Luchtpijp en longen

 De bronchiën vertakken zich tot kleinere buisjes met aan het eind de longblaasjes. 

Daar wordt zuurstof opgenomen in het bloed en koolstofdioxide wordt uit het bloed weer afgegeven aan de lucht. 

De wanden van de luchtpijp, bronchiën, buisjes en longblaasjes zijn bekleed met slijmvlies. Aan het slijm blijven stof en ziekteverwekkers plakken. Als het slijmvlies extra veel slijm maakt, ga je hoesten.

5. Begeleid inoefenen

Vind je het nog lastig? Dan maken we samen opdracht 2 op pagina 19.

De rest gaat zelfstandig aan het werk. 

 

Je maakt: 

Je leest de theorie op bladzijde 15, 16 en 17. 

Hierna maak je opdracht 1 t/m 8 op blz. 18 t/m 23

6. Zelfstandig werken

Je gaat zelfstandig de theorie lezen op bladzijde 15, 16 en 17. 

Hierna maak je opdracht 1 t/m 8 op blz. 18 t/m 23

Ben je klaar?

Dan kijk je het werk na en verbeter je waar nodig. 

Hierna ga je de samenhang op blz. 23 en 24 maken.

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Heb je nog vragen of vind je nog iets lastig? 

Lesdoelen: 

- je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen?

- je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen?

8. Huiswerk en toetsen

Huiswerk: 

Woensdag 21 september

1.2 opdracht 1 t/m 8

Toetsen: 

Geen