11.06.2024 - Les 3

Herzlich willkommen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen

Slide 1 - Tekstslide

Inhalt
  • Wie war dein Wochenende? ⌚5 Min.
  • Smalltak Thema .... ? ⌚20 Min.
  • Rückblick ⌚5 Min.
  • Fragewörter ⌚10 Min. 
  • Personalpronomen ⌚10 Min.
  • Gespräche führen / Spiel ⌚20-25 Min.

Slide 2 - Tekstslide

Rückblick
  • Wieviele Umlaute gibt es?
  • Welche Feiertage kennen Sie auf Deutsch?
  • Wie sagt man auf Deutsch; op 11 juni?
  • Was bedeutet 'maart' auf Deutsch?

Slide 3 - Tekstslide

Fragewörter

Slide 4 - Tekstslide

Telefonieren

Slide 5 - Tekstslide

Was ist wichtig beim Telefonieren?
  • De opening
  • De vraagwoorden (5 w's)
  •  Tijdsaanduidingen (nu, straks, volgende week, overmorgen)
  • Niet kunnen verstaan/begrijpen
  • Vragen om herhaling
  • Bericht achterlaten / terugbelverzoek
  • Samenvatten en afsluiten

Slide 6 - Tekstslide

Smalltalk: essen und trinken

Slide 7 - Tekstslide

Thema: Deutsche Aussprache

Slide 8 - Tekstslide

Was sind Umlaute und wieviel Umlaute gibt es in der deutschen Sprache?

Slide 9 - Open vraag

Aussprache
  • Das Alphabet
  • Die Umlaute
  • Die Zweilaute
  • Die Vokale

Slide 10 - Tekstslide

Kurze Ausspracheübung
  • Frühstück
  • Gebühr
  • Möglichkeit
  • Umgebung
  • Kräuter
  • Zeit
  • Heute

Slide 11 - Tekstslide

Thema: die Zahlen und die Zeit

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wie spät ist es jetzt? Auf Deutsch :)

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Kurze Übung
  • Het is 18:47 uur
  • De rondleiding duurt een uur
  • Reservering op maandag 27 mei om 20:15 uur 
  • Uw factuur/rekening bedraagt 235,57 euro

Slide 17 - Tekstslide

Thema: die Tage und Monate 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Welche Feiertage kennen Sie schon auf Deutsch?

Slide 20 - Open vraag

Tijd/moment aanduiden
  • Dag = Tag
  • Vandaag = heute
  • Gisteren  = gestern
  • Voorgisteren = vorgestern
  • Morgen = morgen
  • Overmorgen = übermorgen
  • Volgende = nächste/nächsten/nächster
  • Week = Woche
  • Weekend = Wochenende
  • 's Ochtends = morgens
  • 's Middags = mittags
  • 's Avonds = abends 
  • Morgenvroeg = morgen früh
  • Morgenmiddag = morgen Mittag
  • Morgenavond = morgen Abend
  • Volgende week = nächste Woche
  • Straks/later = später
  • Altijd = immer
  • Nu = jetzt
  • Destijds = damals

Slide 21 - Tekstslide

Endlich Pause 😁

Slide 22 - Tekstslide

Ein Dialog führen

Slide 23 - Tekstslide