Beroepscode

Beroepscode
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepscodeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Beroepscode

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de beroepscode
A
Regels voor privacy
B
Een leidraad voor je handelen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de beroepscode een wet?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er in een beroepscode?
A
Welke arbeids-omstandigheden wenselijk zijn.
B
Hoe het organogram van een onderwijsorganisatie werkt.
C
Welke wetten en regelgeving er op het beroep van toepassing zijn.
D
Hoe mensen zich binnen dat beroep in bepaalde situaties moet gedragen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De beroepscode V&V
A
Is een richtinggevend document voor goed professioneel gedrag
B
Hierin staat in grote lijnen hoe je je dient te handelen in bepaalde situaties
C
A en B is goed

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen doel van een beroepscode?
A
Eenheid krijgen binnen het bedrijf
B
Makkelijk kunnen straffen
C
Duidelijkheid voor de werknemers
D
Imago van het bedrijf goed houden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Doel van beroepscode:
- De beroepscode geeft je waarden en normen van de beroepsgroep. 
              Hoe voer je het beroep op de juiste manier uit? 

- Belangrijke waarden voor een verzorgende/verpleegkundige:
Betrouwbaarheid, respect, eerlijkheid, rechtvaardigheid, niet schaden, respect voor de autonomie van de zorgvrager. 

Met de beroepscode wordt het  duidelijk wat anderen van jou als verzorgende/verpleegkundige mogen verwachten. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Door wie is een beroepscode opgesteld?
A
Door de beroepsgroep
B
Door de overheid
C
Door je leraar
D
Door je werkgever

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een beroepscode?
A
Bepaalde dingen geheim houden je over een zorgvrager weet.
B
De woonkamer van een zorgvrager schoonmaken.
C
Een zorgvrager in een rolstoel helpen.
D
Signaleren van veranderingen in de gezondheidstoestand van een zorgvrager.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De beroepscode:

- is een leidraad voor je professionele handelen. 

- geeft aanknopingspunten om te bepalen hoe je je professioneel gedraagt 

- biedt handvatten om in complexe situaties een weloverwogen beslissing te maken


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet- en regelgeving
De beroepscode is gemaakt tegen de achtergrond van: 
- De Nederlandse Grondwet (GW)
- Wet beroepen individuele gezondheidszorg (wet BIG) 
- Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)
- Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg  (WVGGZ)
- Wet Zorg en dwang (WZD)
- Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg  (WKKGZ)
- Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Professionele standaard: 
Aantal algemene aanvaarde uitgangspunten in de beroepsuitoefening: 
- Kennis en vaardigheden
- Standaarden, richtlijnen en protocollen
- Wet - en regelgeving
- Uitspraken in tuchtrechtszaken 
- Richtlijnen van de inspectie
- Ethische uitgangspunten
- Standpunten, adviezen en handreikingen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beroepscode te vinden:

https://www.venvn.nl/thema-s/beroepscode/
Of
Beroepscode app 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met de volgende uitgangspunten van de beroepscode: 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

1.1
Als verpleegkundige/verzorgende oefen ik het beroep uit met het oog op het welzijn en de gezondheid van de zorgvrager. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 
Als verpleegkundige/verzorgende handel ik bij de uitoefening van mijn beroep naar de normen, richtlijnen, protocollen, gedragsregels en eisen van zorgvuldigheid die invulling geven aan goed hulpverlenerschap 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3
Als verpleegkundige/verzorgende ben ik verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op mijn eigen handelen,
bejegening en gedrag als professional.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4 
Als verpleegkundige/verzorgende houd ik mijn kennis en vaardigheden voor het op verantwoorde en adequate
wijze uitoefenen van het beroep op peil.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.7
Als verpleegkundige/verzorgende draag ik bij aan een veilige zorgverlening 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.8
Als verpleegkundige/ verzorgende houd ik in de beroepsuitoefening rekening met een verantwoorde verdeling van middelen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.9
Als verpleegkundige/verzorgende zorg ik goed voor mezelf

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus 1
1. Op de afdeling ligt een man van wie bekend is dat hij geweld heeft gebruikt tegen z’n huisgenoten. Je wilt hem wel wassen, maar hij moet niet een gesprek met jou willen over persoonlijke zaken. 



Slide 24 - Tekstslide

Artikelen: 1.1, 2.1, 2.2, 2.4 en 2.5 (2.12)
Casus 2
2. In de verstandelijk gehandicaptenzorg ontstaat er heel voorzichtig een persoonlijk contact tussen een zorgvrager en een verpleegkundige. De laatste verklaart dat ze ‘een klik’ hebben. 

Slide 25 - Tekstslide

Artikelen: 2.4, 3.5, 3.7 en 3.8
Casus 3 
3. De zorgvrager mevrouw H. stopt jou aan het einde dag van de dag 50 euro toe met de woorden: ‘Jij bent altijd zo lief voor mij! Alsjeblieft’ 


Slide 26 - Tekstslide

Artikelen: 2.4, 3.5, 3.7 en 3.8
Casus 4
4. Mevrouw de Jong heeft om euthanasie gevraagd, en de arts heeft daarin toegestemd. De datum is gepland: overmorgen gaat het gebeuren. Jij hebt het er erg moeilijk mee. Je vindt euthanasie niet een goede keuze. Tegelijk weet je niet wat je met de situatie aan moet. 


Slide 27 - Tekstslide

Artikelen: 1.3 en 2.5
Casus 5
5. Jouw collega ruikt soms echt naar alcohol. 



Slide 28 - Tekstslide

Artikelen: 1.1., 1.2, 1.7, 1.9, 3.6, 3.7 en 3.8
Casus 6
6. De arts geeft jou de opdracht om een patiënt insuline te geven, volgens jou een veel te hoge dosis. Jij zegt dat tegen de arts. Hij zegt dat je het toch maar moet doen. Jij weet zo goed als zeker dat dit de patiënt eerder schade toe zal brengen, dan dat het goed zal doen.

Slide 29 - Tekstslide

Artikelen: 1.2, 1.3, 1.5, 1.7, 2.5 en 3.6
Casus 7
7. Jij hoort op het journaal dat de minister fors wil bezuinigen op de ouderenzorg. Je hebt een gesprek met je collega’s, en je merkt dat iedereen boos is, want het gaat volgens jullie ten koste van de kwaliteit van zorg. 



Slide 30 - Tekstslide

Artikelen: 2.3, 3.1, 3.7, 4.3 en 4.6
Casus 8
8. Je hebt het vermoeden dat je zorgvrager, meneer de Kort, door z’n mantelzorger, de buurman, bestolen wordt. Je hebt het idee dat zijn bankrekening leeg wordt gehaald.


Slide 31 - Tekstslide

Artikelen: 1.7, 2.3, 3.6 en 4.4

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies