Hoofdstuk 4 - Woordenschat - woordparen

Wat is een 'woordpaar'?
1 / 10
volgende
Slide 1: Open vraag
nedeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat is een 'woordpaar'?

Slide 1 - Open vraag

Leerdoel
Je kent vier verschillende woordparen.

Slide 2 - Tekstslide

1. Rijmende woordparen

Beginrijm of alliteratie: lieve, leuke Linda.


Eindrijm: tegen heug en meug

Slide 3 - Tekstslide

2. Tegenstelling

Hij beweerde bij hoog en laag dat hij de waarheid sprak.


De waarheid stond zwart op wit op papier.

Slide 4 - Tekstslide

3. Synoniemen


Ik hou van jou voor altijd en eeuwig!


Vaak gaat het dan ook weer om een tautologie: je zegt twee keer hetzelfde.

Slide 5 - Tekstslide

4. Woorden die in betekenis dicht bij elkaar liggen
Er komt moord en doodslag van.

Slide 6 - Tekstslide

Met man en macht werd er gewerkt aan het gebouw.
A
alliteratie
B
synoniem
C
rijmend woordpaar
D
tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

De man verzette zich met hand en tand tegen de politie.
A
tautologie
B
eindrijm
C
rijmend woordpaar
D
synoniem

Slide 8 - Quizvraag

Hij leent te hooi en te gras mijn spullen.
A
synoniem
B
rijmend woordpaar
C
tautologie
D
eindrijm

Slide 9 - Quizvraag

Er zat kop noch staart aan zijn verhaal.
A
tautologie
B
rijmend woordpaar
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag