In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Slide 2 - Tekstslide
Was machen wir denn in Woche 14?
Montag
- Hausaufgaben besprechen
- Wörterliste 1 üben
- arbeiten an PO Präsentation
- Grammatik -> Adjektiv
- Christiane F lesen
Ziel
- jullie weten hoe je de juiste uitgang van het bijv. nw. vindt
- jullie kennen de woorden vanWörterliste 1
Slide 3 - Tekstslide
Linker Spalte Wörterliste 1 nochmal kurz lernen
timer
3:00
danach üben wir die Wörter mündlich ...
Slide 4 - Tekstslide
Beantworte die Fragen in ganzen Sätzen
1. Kannst du ... gut leiden?
2. Kennst du die Geschichte von Rotkäppchen?
3. Wie heißt dein engster Freund?
4. Was sagt man wenn jemand Geburtstag hat?
5. Bei welchem Fach klatscht du am meisten?
6. Sind ... und du gleichaltrig?
7. Hast du heute jemanden belügt?
Slide 5 - Tekstslide
Antworten Aufgabe 4
1. F
2. R
3. F
4. F
5. R
6. F
Antworten Aufgabe 5
1. B
2. A (3-5 is verwarrend: er staat 3 von 5)
3. B
4. Bij je eerste baan, omdat hier je sociale netwerk groeit. Je deelt werkgerelateerde interesses met je collega’s en je brengt veel tijd met elkaar door.
Slide 6 - Tekstslide
Antworten Aufgabe 6
1. selten: kaum
2. loyal: treu
3. schrumpft: nimmt ab
4. aufrecht zu erhalten: zu pflegen
5. Die Crux: Die Schwierigkeit
6. Priorität: Vorrang
7. bereits: schon
8. engsten: innigsten
Slide 7 - Tekstslide
Zeit für Vorbereitung von
PO Landeskunde Präsentation
Wann? in Woche 15 und 16
Wie? zu Zweit
Wie lange? 3-5 Minuten
Sprache? Deutsch
Weging? 1x
Slide 8 - Tekstslide
Das Adjektiv = het bijvoeglijk nw
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Wat valt je aan het bijv. nw. in de zinnen hieronder op?
- Zij woont in een groot huis
- Bedoel je in dat grote huis op de hoek?
Slide 9 - Tekstslide
dies- = deze jen-= die/dat jed-= elk
manch-= sommige welch-= welke all-= alle
Slide 10 - Tekstslide
An die Arbeit!
Was? Auftrag 10 , Seite 166-167
Wie? gemeinsam
Stap 1: wat is het geslacht?
Stap 2: ontleden (omdat in opdr. 10 en 11 geen voorzetsels staan)
Stap 3: gaat het om een woord uit de der- of ein- Gruppe?