Havo 5 woe 30 okt: quiz, spreken, oefentoets bespreken, L40
1 / 31
Lesduur is: 90 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is het maatwoord voor een 'paar' schoenen?
A
个
B
杯
C
双
D
本
Slide 4 - Quizvraag
Hoe zeg je: 'zowel mooi als comfortabel'
A
又舒服又贵
B
又漂亮又舒服
C
又漂亮又贵
D
要是舒服就贵
Slide 5 - Quizvraag
Hoe zeg je: Wat is je schoenmaat?
A
你有鞋号吗？
B
你多少的鞋号？
C
你的鞋号是多少？
D
你有没有鞋号？
Slide 6 - Quizvraag
Hoe zeg je: 16:07 uur?
A
四点零七分
B
四点钟零七分
C
四点七分
D
四点钟七分
Slide 7 - Quizvraag
De betekenis van 重要 is:
A
Belangrijk / belangrijk zijn
B
Mooi / mooi zijn
C
Oud / oud zijn
D
Comfortabel / comfortabel zijn
Slide 8 - Quizvraag
Hoe zeg je: 'Waar komt jouw vriend vandaan?'
A
你朋友是国人？
B
你朋友哪人？
C
你朋友是谁？
D
你朋友是哪国人？
Slide 9 - Quizvraag
Hoe zeg je: 14:30 uur?
A
两点二十分
B
两点半
C
二点半
D
二点二十分
Slide 10 - Quizvraag
'我饿了' is:
A
Ik heb honger.
B
Ik heb eten.
C
Ik heb dorst.
D
Ik heb drinken.
Slide 11 - Quizvraag
'爷爷和奶奶一起吃汉堡' is:
A
Pa en ma kijken samen een film.
B
Pa en ma eten samen een hamburger.
C
Opa en oma kijken samen een film.
D
Opa en oma eten samen een hamburger.
Slide 12 - Quizvraag
Hoe zeg je: Omdat... daarom...
A
先...然后...
B
要是...就...
C
又...又...
D
因为...所以...
Slide 13 - Quizvraag
'我很高兴认识你' is：
A
Tot volgende week!
B
Fijne verjaardag!
C
Aangenaam kennis te maken!
D
Ik heb haar gisteren leren kennen.
Slide 14 - Quizvraag
'一起' is:
A
Alleen
B
Samen
C
Allemaal
D
Niemand
Slide 15 - Quizvraag
'饭馆' is:
A
Belangrijk
B
Restaurant
C
Hamburger
D
Bios
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de betekenis van: 早饭
A
Lunch
B
Ontbijt
C
Avond eten
D
High tea
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de betekenis van: 我每天都运动。
A
Ik internet elke dag.
B
Ik kook elke dag.
C
Ik sport elke dag.
D
Ik kijk elke dag film.
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de betekenis van: 晚上
A
Ochtend
B
Middag
C
Avond
D
Middernacht
Slide 19 - Quizvraag
我在米兰专辑 is:
A
Ik stap over in Milaan.
B
Ik ga naar Milaan.
C
Ik vlieg naar Milaan.
D
Ik rijd naar Milaan.
Slide 20 - Quizvraag
拍照片 is:
A
foto afdrukken
B
foto nemen
C
foto kopen
D
foto bestellen
Slide 21 - Quizvraag
登机牌 is:
A
boarding gate
B
vliegtuig
C
boarding pass
D
vliegveld
Slide 22 - Quizvraag
旅行 is:
A
rijden
B
schrijven
C
reizen
D
lezen
Slide 23 - Quizvraag
毕业 is:
A
slagen
B
falen
C
gaan
D
malen
Slide 24 - Quizvraag
'呢' gebruik je:
A
ja / nee vraag
B
ja / ja vraag
C
nee / nee vraag
D
en, en hoe zit het met
