Het werkwoord querer

• Spaans
• Middelbare school

Het werkwoord querer

Welke vervoeging van het werkwoord querer hoort er in de zin?
Mi primo y yo ______ una hamburguesa.

1. queréis
2. queremos
3. quieren
4. quieres

Welke vervoeging van het werkwoord querer hoort er in de zin?
Yo ______ un plátano.

1. quiero
2. quieres
3. quiere
4. queremos

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Ana, ¿___ un bocadillo de jamón?

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Emanuel ___ una paella de mariscos.

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Mi amiga y yo ____ ir de vacaciones.

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Mis abuelos siempre ___ ir a cenar en el restaurante peruano.

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Mis compañeros de clase ___ chocolate.

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
¿Tu prima y tú también ___ arroz?

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Mi hermanito __ un helado.

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Sofía y Andrea, ¿qué ____ comer?

Vul de juiste vorm van het werkwoord querer in op de open plek.
Javier y Azahara ____ flan.