Übungsprüfung Kapitel 5 & 6

Wiederholung Kapitel  5 + 6
Grammatik: ein- und eine
Grammatik: Verben auf -d und -t
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Kapitel  5 + 6
Grammatik: ein- und eine
Grammatik: Verben auf -d und -t

Slide 1 - Tekstslide

die Lernziele
Deze les kan je...
... de grammatica over ein- en eine toepassen
... de grammatica over (fe)esttenten toepassen.
... de grammatica over werkwoorden op -d en -t toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Instructie
Wilkommen zur Übungsprüfung! 
  • Was? Maak de oefentoets Kapitel  6 zonder je boek. 
  • Wie lange? 25 Minuten. 
  • Klaar? Invullen blz. 25, Lessonup les maken.
  • Vragen? Steek je vinger op!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel % had je bij de oefentoets onderdeel Grammatik?
A
0-40%
B
40-60%
C
60-80%
D
80+%

Slide 4 - Quizvraag

Grammatika: die Artikel (lidwoorden)
  • Mannelijk: ein         ein Mann, ein Freund, ein Stier

  • vrouwelijk: eine       eine Frau, eine Kuh, eine Blume

  • onzijdig  : ein         ein Kind, ein Haus, ein Programm

  • meervoud: keine        keine Kinder, keine Probleme

Slide 5 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden met d of t in de stam
Als de stam van een werkwoord eindigt op d of t moet je bij du, er/sie/es en ihr er achter zetten.
voorbeeld:
du antwortest
Opa badet
Ihr reitet
das Kind meldet

Slide 8 - Tekstslide

Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d of -t dan,
A
vervalt de -e bij du.
B
komt er een -e bij du/er-sie-es/ihr
C
gebeurt er niets
D
komt er een ß bij ihr.

Slide 9 - Quizvraag

werkwoorden met stam op d of t
vervoeg het werkwoord: finden

Slide 10 - Open vraag

Ich wohne in Dordrecht und wo (wohnen) du?
A
wohnt
B
wohnst
C
wohnest
D
wonst

Slide 11 - Quizvraag

(wohnen) er ...
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen

Slide 12 - Quizvraag


machen: ik
A
ihr macht
B
ich mache
C
ihr mache
D
ich macht

Slide 13 - Quizvraag

machen (ihr)
uitleg/antwoord
machen -> 
stam = mach ->
ihr = -t ->
macht
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 14 - Quizvraag

(spielen) er ...
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 15 - Quizvraag

Slim stampen Kapitel 5 + 6
Viel Erfolg!

Slide 16 - Tekstslide

Prüfung Kapitel 5 + 6 
Lernen: 
Boek A: Lernen: Seite 168 bis 170
Boek B: Seite 26 & 27
Notities

Slide 17 - Tekstslide