Hoofdstuk 2 Observeren en registreren


Geüniformeerde dienstverlening
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeüniformeerdMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Geüniformeerde dienstverlening

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 2 Observeren en registreren

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
Waarom en hoe je observeert.
Welke afwijkingen je tegenkomt en hoe je die uitlegt.
Welke afwijkingen je registreert en rapporteer.t

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hoofdstuk 2 Observeren en registreren
Wat betekent observeren en waarnemen?

Slide 5 - Tekstslide



O
efening waarnemen


Let goed op tijdens de video. Wat is waar/niet waar

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Filmfragment

Tel hoeveel keer de bal wordt overgespeeld

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Observeren

Waarnemen: bewust worden door te kijken.

Observeren: bewust letten op een bepaald onderdeel.

Waarom waarnemen en observeren:
Is alles in orde?
Zijn er opvallende situaties?
Moet ik speciale zaken scherp
 in de gaten houden?




Subjectief Uitgaan van gevoel en mening

Objectief Alleen gericht op feiten

Slide 10 - Tekstslide

Observeren

Het kan bij observeren uitmaken hoe je je voelt, voorbeelden zijn:
Stress --> je kunt minder hebben
Vermoeid --> je let minder goed op
Kou --> je wilt snel weer naar binnen

Observaties kunnen verschillen. Het verschil kan te maken hebben met de achtergrond en ervaring van de observator.


Slide 11 - Tekstslide

Vragen stellen

Wat is normaal? Wat is niet normaal?
Maar het liefst signaleer je deze afwijkingen natuurlijk eerder, zodat je kunt handelen en problemen kunt voorkomen.
Afwijking in gedrag/omgeving

Slide 12 - Tekstslide

Vragen stellen
Open of gesloten vragen

Slide 13 - Tekstslide

Objectief en subjectief

Slide 14 - Tekstslide

Handelend optreden of niet

Als je bij stap 5 besluit om handelend op te treden heb je gekozen voor een bepaalde aanpak. Hierbij heb je rekening gehouden met:
Instructies die binnen het bedrijf gelden
Goed inschatten van de situatie
Je gezonde verstand


Slide 15 - Tekstslide

Handelend optreden of niet

Je moet besluiten of je handelend op gaat treden. Je neemt beslissingen volgens een stappenplan.



Slide 16 - Tekstslide

Oordeel niet te snel 2.05

Slide 17 - Tekstslide

Signalement

Noteer zo goed mogelijk het signalement van de dader(s)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Een signalement opnemen en herkennen

Signalement geeft aan hoe de dader eruit ziet en welke andere kenmerken hij allemaal heeft.

Primaire kenmerken
Secundaire kenmerken
Bijzondere kenmerken

Compositietekening


Slide 20 - Tekstslide

zo kan het ook

Slide 21 - Tekstslide

Rapporteren

Wat is er gebeurd en hoe is er gehandeld?

Aan de hand van een rapport kunnen maatregelen getroffen worden. Denk dus goed na over welke afwijkingen gerapporteerd moeten worden en op welke manier.

Dienstrapport: alledaagse dingen
Specifiek rapport: ernstige gebeurtenis



Slide 22 - Tekstslide

Een dienstrapport schrijf je ....
A
Als er een specifieke gebeurtenis heeft plaats gevonden.
B
Alle daagse dingen

Slide 23 - Quizvraag

Afkijken aflevering Kamp Van Koningsbrugge
https://npo.nl/start/serie/kamp-van-koningsbrugge

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Blz 192-193
Afwijkingen
Maak opdracht 2.12
Opdracht: ga in de omgeving van school op zoek naar 5 afwijkingen in de omgeving. Maak foto's ervan. In de klas zet je ze in een document en legt de afwijking uit.

Slide 25 - Tekstslide

Waarnemen is
A
zien
B
ruiken
C
voelen
D
zien, ruiken en voelen

Slide 26 - Quizvraag

Observeren en waarnemen is hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Observaties worden beïnvloed door stress of vermoeidheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij objectief observeren?
A
Registreren van feiten
B
Een conclusie verbinden aan wat je ziet

Slide 29 - Quizvraag

Subjectief observeren is:
A
je laten beïnvloeden door gedachten en gevoelens
B
gebaseerd op feiten

Slide 30 - Quizvraag

Je ziet een verdacht persoon lopen. "Het zal wel weer een verslaafde zijn" Je wordt nu beïnvloed door?
A
Ervaring
B
Boosheid
C
Feiten
D
Vooroordelen

Slide 31 - Quizvraag

In een dienstrapport schrijf je ...
A
Als er een specifieke gebeurtenis heeft plaats gevonden.
B
Alle daagse dingen

Slide 32 - Quizvraag

Op een open vraag antwoord je het makkelijkst met ja of nee.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Bij een overval kun je het beste
A
schreeuwen en het signalement proberen te onthouden
B
meewerken en signalement proberen te onthouden
C
op de grond gaan liggen en doen alsof je dood bent
D
aanvallen of tegenwerken

Slide 34 - Quizvraag

Een signalement geeft aan
A
hoe de omgeving eruit ziet
B
wat er precies is gebeurt
C
hoe de dader er uit ziet
D
hoeveel mensen er betrokken zijn

Slide 35 - Quizvraag

Primaire kenmerken bij een signalement zijn
A
huidskleur, geslacht en leeftijd en postuur
B
kleding, haarkleur en haardracht
C
tatoeages, littekens en beugels
D
nationaliteit

Slide 36 - Quizvraag

Einde

Slide 37 - Tekstslide