In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Nederland op de kaart
Slide 1 - Tekstslide
Navigatie
Mensen gebruiken meestal geen kaart meer van papier.
Zij gebruiken een digitale kaart. Bijvoorbeeld Google Maps.
Google Maps wijst je de weg, dat noem je navigeren.
Slide 2 - Tekstslide
Navigatie
Google Maps gebruikt hiervoor Satellieten. Deze zweven in de ruimte boven de aarde. Satellieten weten waar je bent door GPS.
Slide 3 - Tekstslide
Ga naar Google Maps (www.google.nl/maps) en klik op het blauwe pijltje. Typ bij ‘je locatie’ Rotterdam. Typ bij ‘bestemming’ Amsterdam.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de afstand tussen Rotterdam en Amsterdam?
A
ongeveer 80 km
B
ongeveer 100 km
C
ongeveer 120 km
Slide 5 - Quizvraag
Je rijdt over de A4. Langs welke steden kom je?
A
Je komt langs Delft en Leiden.
B
Je komt langs Utrecht en Den Haag.
C
Je komt langs Leiden en Utrecht.
Slide 6 - Quizvraag
Karim wil deze route fietsen. Kan dat in één dag?
A
Ja, dan is hij ongeveer vier uur bezig.
B
Ja, dan is hij ongeveer tien uur bezig.
C
Nee, dit is te ver voor één dag.
Slide 7 - Quizvraag
Luchtfoto's
Satellieten maken ook luchtfoto's van de aarde. Hiermee worden bijvoorbeeld nieuwe kaarten gemaakt.
Slide 8 - Tekstslide
Welke luchtfoto hoort bij welke kaart?
Slide 9 - Sleepvraag
Luchtfoto's
Over de hele wereld kun je andere luchtfoto's maken. Het ziet er op veel plekken anders uit. Het landschap en het klimaat zijn in Zuid-Afrika anders dan in Nederland.
Slide 10 - Tekstslide
Is dit in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Is dit in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Is dit in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Is dit in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Is dit in Nederland?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
0
Slide 16 - Video
Weer en klimaat zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Het weer is een korte periode. Het klimaat is een lange periode.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
De evenaar is een lijn om het midden van de aarde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Bij de evenaar is het koud.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Het landschap en het klimaat zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Het landschap en het klimaat zijn hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
In de tropische zone is het warm en is er regen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quizvraag
In de tropische zone is het warm en is er regen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
In de droge zone is het overdag warm en 's nachts koud. Er valt weinig regen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quizvraag
Nederland ligt in de gematigde zone.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
In de gematigde zone heb je geen seizoenen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quizvraag
In de koude zone groeien geen bomen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
In het poolgebied is er veel groen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Welk gebied is dit?
A
Tropisch
B
Woestijn (droge zone)
C
Gematigde zone
D
Poolgebied
Slide 30 - Quizvraag
Welk gebied is dit?
A
Tropisch
B
Woestijn (droge zone)
C
Gematigde zone
D
Poolgebied
Slide 31 - Quizvraag
Welk gebied is dit?
A
Tropisch
B
Woestijn (droge zone)
C
Gematigde zone
D
Poolgebied
Slide 32 - Quizvraag
Welk gebied is dit?
A
Tropisch
B
Woestijn (droge zone)
C
Gematigde zone
D
Poolgebied
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen het klimaat en het weer?
A
Het klimaat is het gemiddelde weer over een lange periode
B
Het weer gaat over de neerslag in een lange periode
C
Het betekent hetzelfde.
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een gematigd klimaat.
A
Het ligt dicht bij de noordpool.
B
Het is warm en het regent er het hele jaar.
C
Het heeft seizoenen.
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een kenmerk van een tropisch klimaat
A
Het ligt dicht bij de noordpool.
B
Het is warm en het regent er het hele jaar.
C
Het heeft seizoenen.
Slide 36 - Quizvraag
Nederland heeft een gematigd klimaat. Het klimaat in Nederland noem je zeeklimaat. Door de zee wordt het in de winter niet heel erg koud en in de zomer niet heel erg warm.