HV1t - les 21, 22 en 23 - Herhalen, Fictie 39 en Boekenpitch

Welkom HV1T
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom HV1T

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerk
  3. Herhaling
  4. Boekenpitch
  5. Vooruitblik 

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 5 tot en met 9 op blz. 41

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling!
Schrijf jouw antwoord op het wisbordje. Dit doen we elke keer in stilte!

Slide 5 - Tekstslide

Welke twee soorten ontleden onderscheiden we?

Slide 6 - Woordweb

Welk(e) lidwoord(en) hoort/horen in de categorie bepaalde lidwoorden?

Slide 7 - Woordweb

Grammatica 20 persoonsvorm en zinsdelen


  • Een paar lessen terug hebben jullie al aangegeven wat jullie geleerd hebben op de basisschool over grammatica.
  • Gelukkig stond daar al heel vaak de persoonsvorm en zinsdelen tussen. 
  • Die gaan we deze les herhalen/opfrissen!

Slide 8 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord
C
een zelfstandig werkwoord
D
een gebeurtenis

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm kan in enkel- en in meervoud staan.
A
De persoonsvorm
B
kan
C
staan
D
meervoud

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 13 - Quizvraag

Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 14 - Woordweb

Wat is een zinsdeel?
A
Stukje uit een zin
B
Woorden die los staan
C
Stukje van een zin
D
Losse woorden

Slide 15 - Quizvraag

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 16 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Wanneer heb ik vakantie?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Gisteren hebben mijn zus en ik pannenkoeken gebakken.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uitkomen.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 19 - Quizvraag

We gaan komende weken aan de slag met een pitch
Kijk goed mee en schrijf tijdens het luisteren op hoe jij een goede pitch kan herkennen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Hoe herken je een goede
pitch?

Slide 22 - Woordweb

Boekenpitch
Vertel je boek in 1 tot 1,5 minuut!
- Je hebt één tot anderhalve minuut om je verhaal te vertellen. Dit betekent dat je een tekst van ong. 200 tot 300 woorden moet schrijven; een korte, krachtige presentatie.
- Begin je pitch met een sprankelende binnenkomer om de aandacht te trekken. Dat kan een uitspraak, beginzin van het boek, een gedicht enzovoorts zijn.
- Noem de titel en de schrijver.
- Vertel daarna kort waar het boek over gaat (in één of enkele zinnen vertellen wie de hoofdpersoon is en wat hij/zij meemaakt en wat het boek zo interessant/leuk/spannend maakt.
- Laat je mening over het boek goed uitkomen; geef je mening over het boek met behulp van beoordelingswoorden en argumenten en voorbeelden uit het boek.
- Eindig met een oproep om het boek te lezen.





Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Vooruitblik!
Morgen en donderdag gaan we aan de slag met de pitch en fictie 39! Neem je lesboek, leesboek, schrift en laptop mee!

Slide 25 - Tekstslide

Welkom HV1T

Slide 26 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Fictie 39: een verhaal beoordelen
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 27 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 28 - Tekstslide

Fictie 39: Een verhaal beoordelen

Doel: Je leert je oordeel over een verhaal te geven en te onderbouwen.


Slide 29 - Tekstslide

Oordeel
Een oordeel over een boek bestaat uit twee elementen:
  1. de mening (Ik vond dit een interessant boek)
  2. de argumenten (De personages waren erg geloofwaardig en het verhaal zat goed in elkaar)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Om een oordeel te kunnen 
geven maak je gebruik van 
beoordelingswoorden.


Slide 32 - Tekstslide

Oefenen
Samen gaan we oefenen met een paar opdrachten. Pak je schrift en je boek op blz. 159.

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat?              Maak opdracht 5 tot en met 10 op pagina 161
Hoe?              In tweetallen zachtjes overleggen ​
Hoelang?    Tot 9.25 uur
Hulp              Theorie in het boek ​
Klaar?           In je boek lezen

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk
Maken:​
  • Opdracht 5 t/m 10 op pagina 161    ​
Donderdag:
  • Lezen, nakijken, pitch​​
 

Slide 35 - Tekstslide

Welkom HV1T

Slide 36 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerk nakijken
  3. Pitch
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Opdracht 5 t/m 10 op pagina 161    ​

Slide 38 - Tekstslide

Boekenpitch
Vertel je boek in 1 tot 1,5 minuut!
- Je hebt één tot anderhalve minuut om je verhaal te vertellen. Dit betekent dat je een tekst van ong. 200 tot 300 woorden moet schrijven; een korte, krachtige presentatie.
- Begin je pitch met een sprankelende binnenkomer om de aandacht te trekken. Dat kan een uitspraak, beginzin van het boek, een gedicht enzovoorts zijn.
- Noem de titel en de schrijver.
- Vertel daarna kort waar het boek over gaat (in één of enkele zinnen vertellen wie de hoofdpersoon is en wat hij/zij meemaakt en wat het boek zo interessant/leuk/spannend maakt.
- Laat je mening over het boek goed uitkomen; geef je mening over het boek met behulp van beoordelingswoorden en argumenten en voorbeelden uit het boek.
- Eindig met een oproep om het boek te lezen.





Slide 39 - Tekstslide

Presentatie van je pitch
  • Tijdens de presentatie/pitch heb je hooguit een spiekbriefje (met enkele woorden) bij je
  • Oefen van tevoren je pitch en time jezelf. Let op dat je tussen de 1 en 1, 5 minuut zit.
  • Als je je pitch in de klas presenteert, let op de volgende zaken: 
  1. zorg dat je dat je goed verstaanbaar bent.
  2. Zorg voor een goede houding.
  3. Kijk goed de klas in en kijk je luisteraars aan.
  4. Vanzelfsprekend spreek je enthousiast en overtuigend, want als jij niet in jezelf gelooft, doet niemand het.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

Wat was er goed aan deze pitch?

Slide 42 - Woordweb

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Welke pitch vond je beter
en waarom?

Slide 46 - Woordweb

Aan de slag!
Wat?              Ga aan de slag met het schrijven van jouw pitch.
Hoe?              Alleen
Hoelang?    Rest van de les​
Hulp              Theorie in het boek, docent en studiecoach vragen​

Slide 47 - Tekstslide

Vooruitblik
  • Aan de slag met het schrijven van de pitch
  • Volgende les: afronden van de pitch!

NU VAKANTIEEEE

Slide 48 - Tekstslide