In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Metacognitie en leerstrategieën
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Uitleg metacognitie
Verschillende strategieën
Reflectie op de les (vul document aan)
Planning toetsweek
Slide 2 - Tekstslide
Vind jij dat je efficiënt leert?
A
Ja!!!
B
Best wel..
C
Mwah.... een beetje
D
Nee!!!
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn leerstrategieën (in je eigen woorden)?
Slide 4 - Open vraag
Pas jij al de juiste leerstrategieën toe?
A
Ja dat doe ik zeker
B
Soms en bij bepaalde vakken
C
Heel af en toe
D
Nee, nooit!
Slide 5 - Quizvraag
Heb jij nog aparte manieren om te leren die goed voor jou werken?
Slide 6 - Woordweb
Dit kan ik al
Dit wil ik nog leren
Ik begrijp instructies of aanwijzingen
Ik begrijp de opdracht
Ik kan goed om hulp vragen
Ik begrijp de lesstof
Ik kan probleemoplossend te werk gaan
Ik kan mijn eigen prestaties evalueren
Ik kan fouten erkennen en mijn werk verbeteren
Ik kan een probleem of moeilijkheid toegeven
Ik kan de hoofd- en bijzaken onderscheiden
Ik pas de juiste leerstrategieën voor mij toe
Ik leer effectief
Ik verander aanpak
Ik heb een duidelijk beeld van hoe ik mijn schoolwerk doe
Ik kan inschatten hoe een opdracht of taak is gemaakt
Ik verander een aanpak als dat beter voor mij is
Slide 7 - Sleepvraag
Metacognitie
Kritisch over jezelf nadenken; werk evalueren
Ken jezelf
Slide 8 - Tekstslide
Leerstrategieën
Cornell methode: hoofdzaken en bijzaken uit elkaar houden.
Flashcards
Mindmapping
Jezelf vragen stellen
Oefentoets maken ennakijken
We gaan de strategieën samen door. Daarna ga je "aan de slag" uitvoeren van één strategie!
Slide 9 - Tekstslide
De Cornell methode is een slimme manier om stof te bestuderen. De methode is al heel oud (ruim 50 jaar), maar wordt nog steeds gezien als een hele goede manier om aantekeningen te maken.
Door deze methode te gebruiken kun je goed de hoofdzaken en bijzaken uit elkaar halen.
Bekijk de video hoe de methode werkt.
Theorie: Hoofdzaken en bijzaken
Slide 10 - Tekstslide
Maak een aantekening van een les volgens de Cornell-methode. Gebruik hiervoor aantekeningen van een vorige les.
Pak een A4'tje en verdeel je papier zoals op de tekening staat
Schrijf bovenaan het onderwerp van de les
Schrijf in de rechterkolom de notities
Schrijf in de linkerkolom de kernwoorden en kernvragen
Schrijf onderaan in één a twee regels waar de les over ging
Klaar? Bewaar je aantekeningen in een map. Zo raak je jouw aantekeningen niet kwijt.
Aan de slag: Cornell-methode
Slide 11 - Tekstslide
Flashcards (of flitskaarten) zijn kleine, kartonnen kaartjes waarmee je effectief en efficiënt leert.
Het systeem is uitgevonden door professor Sabestian Leitner en wordt over de hele wereld gebruikt.
Door deze methode worden op een slimme manier hoofd- en bijzaken gescheiden.
Theorie: Flashcards
Slide 12 - Tekstslide
1. Schrijven Schrijf op de voorkant van een flashcard een woord, definitie of vraag op en aan de achterkant het antwoord. Omdat je zelf schrijft onthoud je de stof sneller en beter dan dat je het typt.
2. Leren Vervolgens kun je met de flashcards gaan leren. Pak je stapel cards en beantwoord ze stuk voor stuk. Ken je een card? Dan leg je hem apart.
3. Herhalen Je leert alleen elke dag de flashcards die je nog niet kent. Heb je een flashcard die je wel kent? Dan leer je die om die drie of vijf dagen. Heb je een flashcard die je nog niet kent? Die leer je elke dag.
Theorie 2: Flashcards
Voorkant
Achterkant
Slide 13 - Tekstslide
Maak flashcards
Kies een vak uit waar je binnenkort een proefwerk of so voor hebt.
Moet je voor het so of proefwerk begrippen of woordjes kennen? Dan kunnen flashcards helpen.
Benodigdheden:
Schaar
Blaadje
pen
Maak minimaal 10 flashcards.
Overhoor jezelf daarna.
Aan de slag: Flashcards
Slide 14 - Tekstslide
Mindmapping is een effectieve manier om aantekeningen te maken.
Je brengt met mindmapping op een creatieve manier alle onderdelen van een onderwerp in kaart.
Je maakt eenvoudig onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken.
Mindmapping sluit ook aan bij de manier waarop onze hersenen werken.
Bekijk het stappenplan op de volgende slide hoe je zelf aan de slag kunt gaan met mindmappen.
Theorie: Mindmapping
Een voorbeeld
Je hoeft niet alleen te schrijven, maar kunt ook tekenen in een mindmap.
Slide 15 - Tekstslide
Bereid jezelf voor
Neem een vel wit papier, pak kleurpotloden of stiften en zorg dat je voldoende tijd hebt om een mindmap te maken Gebruik het papier 'landscape', dat wil zeggen liggen.
1
Bedenk een onderwerp
Bedenk een onderwerp dat je wilt structureren of waarop je wilt associëren en schrijf dat in het midden van het vel op, met een tekening eromheen. Gebruik hiervoor verschillende kleuren.
2
Associaties vanuit het midden
Vanuit het midden begint de structuur of de associatie. Gebruik dikke lijnen voor belangrijke zaken, en dunnere lijnen voor afgeleiden hiervan (deze dunne lijnen vertegenwoordigen ook de takken buiten het midden en gaan in op details). De lijnen die je zet maak je met verschillende kleuren en zijn organisch (niet recht) gevormd. Iedere lijn dient in verbinding te zijn met het midden of één andere lijn.
3
Zet tekst op de lijn
Op de lijnen zelf schrijf je het woord welke de associatie vertegenwoordigt. Hoe belangrijker de context met het hoofdonderwerp, hoe groter de letter. Gebruik bij de lijnen vanuit het midden eventueel hoofdletters om de belangrijkheid aan te geven. Denk eraan dat je slechts 1 woord plaats en niet volledige zinnen! Het gebruik van één woord geeft je veel meer vrijheid voor verdere associaties dan wanneer je een groepje woorden gebruikt.
4
Plaats een tekening of symbool
Plaats op de lijn ook een tekening of symbool. Belangrijk is dat jijzelf het symbool begrijpt. Het is dus niet nodig dat je geweldig kunt tekenen. Door het gebruik van tekeningen wordt je creativiteit geactiveerd. Eén beeld zegt meer dan 1000 woorden.
5
Gebruik verschillende kleuren
Gebruik verschillende kleuren! Je kunt de associaties overzichtelijk rangschikken, maar vooral krijgt je rechterhersenhelft prikkels om creativiteit te stimuleren.
6
Zet je fantasie in!
Laat je bij het maken van de mindmap niet beperken door bepaalde gedachten. Door het maken van een mindmap krijg je toegang tot allerlei creatieve ideeën waartoe je eerder geen toegang had. Alles kan en niets is gek!
7
Theorie: Stappenplan mindmap
Slide 16 - Tekstslide
Maak een mindmap.
Kies een onderwerp voor een vak waar je nu mee bezig bent. Bijvoorbeeld: Tweede Wereldoorlog.
Probeer het onderwerp op te delen in sub-onderwerpen en maak zo een handig overzicht.
Vergeet niet het stappenplan van mindmapping te gebruiken.
Aan de slag: mindmapping
Bereid jezelf voor
Neem een vel wit papier, pak kleurpotloden of stiften en zorg dat je voldoende tijd hebt om een mindmap te maken Gebruik het papier 'landscape', dat wil zeggen liggen.
1
Bedenk een onderwerp
Bedenk een onderwerp dat je wilt structureren of waarop je wilt associëren en schrijf dat in het midden van het vel op, met een tekening eromheen. Gebruik hiervoor verschillende kleuren.
2
Associaties vanuit het midden
Vanuit het midden begint de structuur of de associatie. Gebruik dikke lijnen voor belangrijke zaken, en dunnere lijnen voor afgeleiden hiervan (deze dunne lijnen vertegenwoordigen ook de takken buiten het midden en gaan in op details). De lijnen die je zet maak je met verschillende kleuren en zijn organisch (niet recht) gevormd. Iedere lijn dient in verbinding te zijn met het midden of één andere lijn.
3
Zet tekst op de lijn
Op de lijnen zelf schrijf je het woord welke de associatie vertegenwoordigt. Hoe belangrijker de context met het hoofdonderwerp, hoe groter de letter. Gebruik bij de lijnen vanuit het midden eventueel hoofdletters om de belangrijkheid aan te geven. Denk eraan dat je slechts 1 woord plaats en niet volledige zinnen! Het gebruik van één woord geeft je veel meer vrijheid voor verdere associaties dan wanneer je een groepje woorden gebruikt.
4
Plaats een tekening of symbool
Plaats op de lijn ook een tekening of symbool. Belangrijk is dat jijzelf het symbool begrijpt. Het is dus niet nodig dat je geweldig kunt tekenen. Door het gebruik van tekeningen wordt je creativiteit geactiveerd. Eén beeld zegt meer dan 1000 woorden.
5
Gebruik verschillende kleuren
Gebruik verschillende kleuren! Je kunt de associaties overzichtelijk rangschikken, maar vooral krijgt je rechterhersenhelft prikkels om creativiteit te stimuleren.
6
Zet je fantasie in!
Laat je bij het maken van de mindmap niet beperken door bepaalde gedachten. Door het maken van een mindmap krijg je toegang tot allerlei creatieve ideeën waartoe je eerder geen toegang had. Alles kan en niets is gek!
7
Slide 17 - Tekstslide
Theorie: Vraagkaarten
Jezelf vragen stellen over de lesstof is een effectieve leerstrategie.
Om je hierbij te helpen kun je vraagkaarten maken.
Het maken van vraagkaarten werkt als volgt:
Stap
Uitleg
1. Tekst lezen
Je leest de tekst, dit doe je per hoofdstuk of paragraaf.
2. Vragen bedenken
Wanneer je dit hebt gedaan en je weet waar de leerstof over gaat, bedenk je voor jezelf vragen over de leerstof.
3. Vraag opschrijven
Elke vraag die je bedenkt schrijf je op een klein papiertje (op de voorkant). Vervolgens zoek je het antwoord op de vraag in de tekst, of misschien weet je deze al.
Het antwoord schrijf je op de achterkant van het papiertje
4. Jezelf overhoren
Op deze manier ben je actief aan het studeren en kan je de leerstof gemakkelijk overhoren.
Slide 18 - Tekstslide
Maak vraagkaarten voor een onderwerp.
Stap 1: Werk in tweetallen.
Stap 2: Kies een vak uit waar je binnenkort een overhoring of proefwerk voor hebt.
Stap 3: Pak een blaadje of een schrift. Volg de 4 stappen van vraagkaarten maken.
Stap 4: Overhoor elkaar.
Aan de slag: vraagkaarten maken
Stap
Uitleg
1. Tekst lezen
Je leest de tekst, dit doe je per hoofdstuk of paragraaf.
2. Vragen bedenken
Wanneer je dit hebt gedaan en je weet waar de leerstof over gaat, bedenk je voor jezelf vragen over de leerstof.
3. Vraag opschrijven
Elke vraag die je bedenkt schrijf je op een klein papiertje (op de voorkant). Vervolgens zoek je het antwoord op de vraag in de tekst, of misschien weet je deze al.
Het antwoord schrijf je op de achterkant van het papiertje
4. Jezelf overhoren
Op deze manier ben je actief aan het studeren en kan je de leerstof gemakkelijk overhoren.
Slide 19 - Tekstslide
Maak een oefentoets/diagnostische toets.
Kijk de toets goed na. Zo weet je welke stof je al beheerst en welke stof je nog beter moet doornemen en leren.
Schrijf op in welke onderwerpen je je nog verder moet verdiepen --> daarmee ga je aan de slag voor dat vak.
Aan de slag: oefentoets maken
Slide 20 - Tekstslide
Als je de stof geleerd hebt voor een vak is het goed als je oefentoetsen maakt. Vaak staan er wel diagnostische toetsen in je leerboek, anders kun je de docent om een oefentoets vragen of je zoekt een oefentoets op het internet.
Kijk de toets goed na. Zo weet je welke stof je al beheerst en welke stof je nog beter moet doornemen en leren.
Theorie: Oefentoetsen maken
Slide 21 - Tekstslide
Leerstrategieën
Slide 22 - Tekstslide
Methodes
Cornell methode: hoofdzaken en bijzaken uit elkaar houden.
Flashcards
Mindmapping
Jezelf vragen stellen
Oefentoets
Aan de slag:
Bedenk welke methode je wilt uitproberen. Voer de 'aan de slag' van deze methode uit (gedeeld in klas LessonUp)
Zorg ervoor dat je hierbij met het juiste vak aan de slag gaat!
Klaar? --> verder met je planning voor de toetsweek (of Qompas 🎈)