leesvaardigheid

Leesvaardigheid H3
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid H3

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt woorden opzoeken in een woordenboek
25 - 29 mei
Wat ga je doen
Je maakt Forms 1. 

Hoe ga je je doel behalen
Maak de teksten. Noteer 10 woorden die je niet kent. Zoek de betekenis op in een WOORDENBOEK (en dus geen translate).

Doel behaald
Wanneer je 10 woorden en de betekenis genoteerd hebt. 


Slide 2 - Tekstslide

Je kunt woorden opzoeken in een woordenboek
Oefening baart kunst
Probeer al in de weken vóór je examen regelmatig te oefenen met het opzoeken van woorden 

Lees de gebruiksaanwijzing
Lees vooral eens de gebruiksaanwijzing door die je aan het begin van het boek vindt. Dat kost je maar weinig tijd, maar levert je veel op: zo raak je namelijk vertrouwd met je woordenboek en voorkom je verrassingen tijdens het examen.

Back to basics
Ga bij het zoeken altijd terug naar de basis. Voor het snelste resultaat zoek in je woordenboek altijd op de basisvorm, dat is de eenvoudigste vorm van het woord. Bijvoorbeeld: vervoegde werkwoordsvormen vind je in het woordenboek onder het hele werkwoord (de infinitief). Woorden in het meervoud vind je in het woordenboek onder het enkelvoud.

Een woord heeft vaak meer dan één betekenis
Let op: een woord kan verschillende betekenissen hebben. Als dat zo is, staan die met de cijfers 1, 2 enzovoort genummerd achter het woord. Om je te helpen staan bij veel woorden ook voorbeeldzinnen, zodat je ziet in welke context een betekenis past.

4.5 Lees ook de kleine lettertjes
In je woordenboek vind je meer dan alleen de juiste betekenis of vertaling. Meteen achter het vetgedrukte trefwoord staat namelijk handige informatie over bijvoorbeeld het juiste lidwoord, of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, en of de meervoudsvorm op een -s of -n eindigt. Zo voorkom je makkelijk onnodige fouten.

Slide 3 - Tekstslide

Je wil de betekenis van het woord était weten. Waar zoek je in het woordenboek

Slide 4 - Open vraag

Je wil de betekenis van animaux weten. Waar zoek je?

Slide 5 - Open vraag

Je kunt gebruik maken van voorkennis
25 - 29 mei
Wat ga je doen
Je maakt Forms 2. 

Hoe ga je je doel behalen
Gebruik bij elke tekst je voorkennis. Kun je voorkennis gebruiken bij de teksten. Maak de teksten. 

Doel behaald
Wanneer je bij de teksten kunt aangeven welke voorkennis je gebruikt hebt. 

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt gebruik maken van voorkennis
Voorkennis
Wat weet je al zonder de informatie uit de tekst te halen? 
Heb je erover gehoord of gelezen? 
Welke meningen zijn er over dit onderwerp? 
Heb je zelf een mening over dit onderwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Welke voorkennis heb je over slangen

Slide 8 - Woordweb

Je begrijpt de Franse vragen bij een leestekst
31 mei - 4 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 3. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de Franse vragen. Kijk goed naar welke woorden je al kent. Zoek eventueel woorden op. 

Doel behaald
Wanneer je de betekenis van de woorden weet. Je moet twee van de drie vragen goed hebben.

Slide 9 - Tekstslide

alinea
om te laten zien
de schrijver
regels
l'auteur
lignes
à montrer
alinéa

Slide 10 - Sleepvraag

Je begrijpt de betekenis van de titels van de teksten
31 mei - 4 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 4. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de titels van de teksten. Zoek woorden op die je niet begrijpt. Noteer de betekenis van de titels.

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de titels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 11 - Tekstslide

Je begrijpt de betekenis van de tussentitels van een tekst
7 juni - 11 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 5. 

Hoe ga je je doel behalen
 Lees de tussentitels/tussenkopjes van tekst 4 . Zoek woorden op die je niet begrijpt. Noteer de betekenis van de deeltitels.

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de deeltitels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 12 - Tekstslide

Je herkent woorden uit het Engels en weet de betekenis
7 juni - 11 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 6. 

Hoe ga je je doel behalen
 Zoek in de teksten naar woorden die ook in het Engels gebruikt worden. 

Doel behaald
Wanneer je betekenis van de titels van de teksten hebt begrepen. Je moet er minimaal 3 goed hebben. 

Slide 13 - Tekstslide

Noteer een woord dat zowel in het Frans
als in het Engels gebruikt wordt.

Slide 14 - Woordweb

Je kunt signaalwoorden uit een tekst halen
14 - 18 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 7. 

Hoe ga je je doel behalen
 Van een aantal woorden wordt de betekenis gevraagd. Dit zijn signaalwoorden. Noteer de betekenis van deze woorden

Doel behaald
Wanneer je de betekenis van de signaalwoorden weet. 

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt signaalwoorden uit een tekst halen
Om een tekst te begrijpen, zijn signaalwoorden/structuurwoorden belangrijk. 
Dit zijn woorden die zinnen, alinea's, en ideeën binnen een tekst verbinden. 
Ze laten de lezer het verband zien tussen verschillende delen van een tekst. 

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoorbeeld
omdat
maar
Bovendien
Mais
car
En plus
par exemple

Slide 17 - Sleepvraag

Je begrijpt het doel van de schrijver aan de lezer. 
7 juni - 11 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 8. 

Hoe ga je je doel behalen
 Geef aan bij elke tekst wat het doel van de schrijver aan de lezer is. 

Doel behaald
Wanneer je kunt aangeven wat het doel van de schrijver aan de lezer is.

Slide 18 - Tekstslide

Je begrijpt het doel van de schrijver aan de lezer. 
Wat wil de schrijver bij de lezer bereiken:
- lezers vermaken door iets leuks of interessants te vertellen: amuseren
- lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit: informeren
- lezers overtuigen van een bepaalde mening; overtuigen
- lezers aanzetten iets te gaan doen, bijvoorbeeld iets te kopen; activeren
- gevoelens tot uitdrukking brengen; het gevoel van de lezer bereiken

Slide 19 - Tekstslide

Je herkent signaalwoorden in een tekst
week 21 juni - 25 juni
Wat ga je doen
Je maakt Forms 9. 

Hoe ga je je doel behalen
 Haal uit de laatste tekst signaalwoorden. Gebruik hierbij de documenten  in Teams over signaalwoorden. Zorg dat je de betekenis weet van de signaalwoorden. 

Doel behaald
Je moet minimaal 3 signaalwoorden uit de tekst kunnen halen.

Slide 20 - Tekstslide

Je kent de betekenis van de signaalwoorden
21 - 25 juni

Slide 21 - Tekstslide