SO 2.1-2.2
1 / 36
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Noem drie voorbeelden van een stof
Slide 4 - Open vraag
Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en koolstof
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen
Slide 5 - Quizvraag
Kunststoffen worden steeds meer toegepast.
De nieuwste vliegtuigen bestaan voor het grootste deel uit kunststoffen.
Schrijf drie voordelen op waarom kunststoffen steeds vaker gebruikt worden
De nieuwste vliegtuigen bestaan voor het grootste deel uit kunststoffen.
Schrijf drie voordelen op waarom kunststoffen steeds vaker gebruikt worden
Slide 6 - Open vraag
Wat is een belangrijke reden om metalen te mengen?
Slide 7 - Open vraag
Noem 4 stofeigenschappen
Slide 8 - Open vraag
Legeringen zijn mengsel van metalen, welke stof is geen legering?
A
Aluminium
B
Roestvrijstaal
C
Brons
D
Messing
Slide 9 - Quizvraag
Wat is geen fase?
A
Vloeibaar
B
Verdampen
C
Vast
D
Gas
Slide 10 - Quizvraag
Thermoplast
Thermoharder
Slide 11 - Sleepvraag
Als je een thermoplast verwarmt,
dan ...
dan ...
A
... blijft de vorm intact
B
... wordt het materiaal vervormbaar
C
... wordt het materiaal breekbaar
D
... verbrandt de stof
Slide 12 - Quizvraag
Hoe noemen we alles wat een massa of volume heeft?
Slide 13 - Open vraag
Wat zijn stofeigenschappen?
A
kenmerken van een stof
B
massa van een stof
C
volume van een stof
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn stofeigenschappen?
A
Kleur, geur, brandbaarheid, vierkant
B
Geur, kleur, brandbaarheid, smaak
C
Brandbaarheid, hardheid, rondheid
D
Hardheid, kleur, geur, doorzichtigheid
Slide 15 - Quizvraag
Waarom zijn hoeveelheid en vorm geen stofeigenschappen?
Slide 16 - Open vraag
Sleep de begrippen naar de juiste veiligheidspictogrammen.
Er blijft 1 begrip over.
irriterend
corrosief
ontvlambaar
oxiderend
giftig
Slide 17 - Sleepvraag
Zijn stoffen met een veiligheidspictogram altijd gevaarlijk? Leg uit waarom wel of niet.
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
In welk mengsel kan een emulgator worden gebruikt?
Slide 20 - Open vraag
Wat is de pH van zure regen?
A
kleiner dan 7
B
gelijk aan 7
C
groter dan 7
D
geen
Slide 21 - Quizvraag
Wat is een oplossing?
Slide 22 - Open vraag
Wat is een emulgator?
A
Hierin kan je stoffen scheiden
B
Het zorgt dat vet met water kan mengen
C
Verhouding praktische opbrengst en theoretische opbrengst
D
Een ander woord voor dichtheid
Slide 23 - Quizvraag
Hoe noem je een zuurtegraad van boven de 7?
A
zuur
B
basisch
C
neutraal
D
zeepachtig
Slide 24 - Quizvraag
De indicator voor zuurtegraad is
A
bietensap
B
wortelsap
C
rode koolsap
D
bessensap
Slide 25 - Quizvraag
Hiernaast zie je een mengsel.
Wat is dit voor een
soort mengsel?
Wat is dit voor een
soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Emulsie
Slide 26 - Quizvraag
Geef een korte omschrijving van een mengsel
Slide 27 - Open vraag
De pH van de meeste frisdranken zitten rond pH ...
A
pH 1
B
pH 7
C
pH 3
D
pH 10
Slide 28 - Quizvraag
Een base heeft een pH waarde van
A
meer dan 7
B
minder dan 7
C
meer dan 14
D
minder dan 1
Slide 29 - Quizvraag
Een oplossing is altijd
A
Kleurloos
B
Troebel
C
Helder
D
Wit
Slide 30 - Quizvraag
Welke stof is zuurder?
tomaat met een pH van 4 of koffie met een pH van 5?
tomaat met een pH van 4 of koffie met een pH van 5?
A
tomaat
B
koffie
Slide 31 - Quizvraag
Welk van de volgende stoffen is een emulsie.
A
Keukenzout
B
Kraanwater
C
Mayonaise
D
Cola
Slide 32 - Quizvraag
Op welke pH is een stof neutraal?
Slide 33 - Open vraag
Oplossing
Emulsie
Slide 34 - Sleepvraag
Leg uit hoe je met een pH-strookje de pH-waarde van een oplossing meet.
