uitleggen wat inflatie voor invloed heeft op je koopkracht;
de verschillende inkomstenbronnen benoemen;
het verschil uitleggen tussen primair en secundair inkomen;
uitleggen wat het nationaal inkomen is en hoe we hiermee de welvaart kunnen vergelijken;
Slide 7 - Tekstslide
2.3C De waarde van geld
Koopkracht, de hoeveelheid producten die je kunt kopen.
Afhankelijk van inkomen en de prijs van producten.
Het duurder worden van producten noem je inflatie.
Slide 8 - Tekstslide
2.4A Hoe kom je aan geld?
Inkomstenbronnen:
- Arbeid, loon - Primair inkomen.
- Bezit, rente van je spaarrekening.
- Overdrachtsinkomsten, geen tegenprestatie - Secundair inkomen.
Slide 9 - Tekstslide
2.4B Inkomensverschillen
Het totale inkomen van een land noem je het nationaal inkomen. Door het nationaal inkomen te delen door het aantal inkomens kun je de welvaart tussen landen vergelijken.
Slide 10 - Tekstslide
Inkomen per hoofd van de bevolking
Formule:
inkomen per hoofd van de bevolking = nationaal inkomen : aantal inwoners
België heeft 11,2 miljoen inwoners, het nationaal inkomen is 390 miljard euro. Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking in België. Noteer ook je berekening.
Slide 11 - Tekstslide
Wat moet je doen?
2.3C Waarde van Geld
2.3D Geld bij de bank
2.4A Hoe kom je aan geld?
2.4B Inkomensverschillen
Klaar? Kom het bij mij checken!
Nog werk van vorige week niet af, maakt dat dan nu!