§11.3 - Zwangerschap

Hoofdstuk 11 Voortplanting

§11.3 - Zwangerschap

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 11 Voortplanting

§11.3 - Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Welkom
  • Weektaak
  • Terugblik
  • Leerdoelen

  • Uitleg 
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
§11.3, inclusief 'toepassen'

Slide 3 - Tekstslide

Deborah heeft gisteren onveilige seks gehad. Ze denkt dat ze wellicht zwanger kan zijn. Wat kan zij doen om toch niet zwanger te raken?

Slide 4 - Open vraag

Waarom werkt coitus interruptus niet?

Slide 5 - Open vraag

Waarom werkt periodieke onthouding niet?

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen (1)

  • Je kent de  veranderingen bij baby en moeder (bron 2):
  • Je kan uitleggen wat er gebeurt met de embryo en de foetus gedurende de zwangerschap
  • Je kan benoemen dat de uitwisseling van stoffen plaatsvindt in de placenta: Voedingstoffen en zuurstof gaan van moeder naar kind. Afvalstoffen gaan van kind naar moeder.
  • Je kan uitleggen wat de gevolgen van schadelijke stoffen (nicotine, alcohol en drugs)

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen (2)
De bevalling (bron 9)
  • De leerling weet na hoeveel weken een baby wordt geboren
  • De leerling kan uitleggen wat er dankzij indalingsweeën met de baby gebeurt
  • De leerling kan de 3 fasen van de bevalling omschrijven:
  • Ontsluiting - Uitdrijving - Nageboorte

Slide 8 - Tekstslide

De eerste 12 weken is het een embryo
Alle organen worden nu ontwikkeld.



Na 12 weken noem je het een foetus.
Vanaf nu groeit het ongeboren kind vooral.
Embryo of foetus?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 10 - Quizvraag

Bron 2

Slide 11 - Tekstslide

Wat verandert er bij een vrouw tijdens de zwangerschap

Slide 12 - Woordweb

Wat verandert er bij de vrouw?

  • Na 20 weken wordt haar buik dikker
  • Haar organen komen in de verdrukking; daardoor moet ze vaker naar de wc en kan ze benauwd zijn.
  • De melkklieren groeien zodat ze straks moedermelk kan geven, hierdoor worden haar borsten groter.

Slide 13 - Tekstslide

Waar blijven de organen?

Slide 14 - Tekstslide

Bron 3

Slide 15 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij de man?
De hormoonhuishouding veranderd:
Er wordt meer prolactine aangemaakt en minder testosteron.
Hierdoor worden mannen geduldiger en reageren ze sneller op huilen.
Direct na de bevalling wordt er oxytocine aangemaakt. Hierdoor wordt het verzorgingsinstinct versterkt.

Slide 16 - Tekstslide

Waardoor worden de borsten van een vrouw groter als ze zwanger is?
A
Hormonen stapelen zich op in de borsten
B
De melkklieren groeien
C
Er zit melk in de borsten
D
Er worden vetreserves opgeslagen

Slide 17 - Quizvraag

Vruchtwater en vruchtvliezen
  • Vruchtwater beschermt de baby tegen stoten en schokken.
  • Om het vruchtwater heen zitten de vruchtvliezen


Bron 4:

Slide 18 - Tekstslide

Vruchtwater
Het embryo drijft in het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het emrbyo tegen stoten, uitdroging en temperatuurverandering.
Embryo
Het kind heet in de baarmoeder: embryo.
Navelstreng
Door de navelstreng lopen drie bloedvaten. 
Via de navelstrengader gaan alle stoffen die het embryo nodig heeft van de moeder naar het embryo.
Via de twee navelstrengslagaders gaan afvalstoffen, zoals CO2 van het kindje naar de moeder.
Placenta
Deel van de baarmoederwand waar bloed van de moeder vlak langs bloed van het embryo stroomt. Daarom kunnen ze stoffen en zuurstof uitwisselen.
Bloedvaten embryo
Deze bloedvaten raken de bloedvaten van de moeder niet.
Bloedvaten moeder
Door de placenta kunnen er zuurstof en voedingsstoffen aan de baby gegeven worden. 

Slide 19 - Tekstslide

Placenta en navelstreng
De foetus drijft in de baarmoeder. Via de navelstreng is de foetus verbonden aan de placenta. Die groeit aan de baarmoederwand.
In een deel van de placenta lopen de bloedvaten van de moeder, en in een deel lopen de bloedvaten van de foetus.
Wanneer de bloedvaten dicht langs elkaar liggen kunnen ze stoffen uitwisselen.
De moeder en de foetus delen dus NIET hetzelfde bloed. Ze kunnen ook een hele andere bloedgroep hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Navelstreng
Door de navelstreng lopen drie bloedvaten:
1 navelstrengader en 2 navelstrengslagaders.


Via de navelstrengader gaan alle stoffen die het embryo nodig heeft van de moeder, zoals voedingsstoffen en zuurstof.


Via de navelstrengslagaders gaan afvalstoffen, zoals koolstofdioxide, van het kindje naar de moeder.

Slide 21 - Tekstslide

Schadelijke stoffen
Schadelijke stoffen

Slide 22 - Tekstslide

Risico's
Schadelijke stoffen, zoals nicotine, alcohol en drugs.

Gevolgen:
  • Beperkte groei
  • FAS, Foetaal Alcohol Syndroom (hersenen groeien niet goed)
  • Verstandelijke beperking
  • Embryo/foetus kan zelfs doodgaan (Miskraam)

Slide 23 - Tekstslide

Waar dient vruchtwater voor?
A
Voeding voor de baby.
B
Het is een bijproduct, het heeft geen nut.
C
Daar wordt het bloed gezuiverd.
D
Ter bescherming van de baby.

Slide 24 - Quizvraag

Hoe komt de foetus aan voeding?

Slide 25 - Open vraag

Navelstrengader
Navelstrengslagaders
Via welke ader(s) worden de volgende stoffen getransporteerd?
Zuurstof
Voedingsstoffen
Afvalstoffen

Slide 26 - Sleepvraag

Noem een schadelijk gevolg van alcohol, drugs of roken:

Slide 27 - Open vraag

Hoe lang duurt een zwangerschap normaliter:
A
28 weken
B
40 weken
C
10 maanden
D
Ongeveer een jaar

Slide 28 - Quizvraag

Een zwangerschap duurt
 40 weken

Slide 29 - Tekstslide

Indalingsweeen.
In de laatste weken daalt de baby met het hoofdje naar beneden, tussen de bekken. Het ligt
nu klaar voor de bevalling. (Bron 8)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

De bevalling in 3 fasen:
Ontsluiting
Door ontsluitingsweeën gaat de baarmoedermond open.
Vlak voor of tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen en gaat het vruchtwater via de vagina
naar buiten.
Uitdrijving
Door persweeën wordt de baby door de vagina
naar buiten geduwd.
Nageboorte
Een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en
resten van de navelstreng naar buiten.

Slide 32 - Tekstslide

0

Slide 33 - Video

Na de geboorte
De baby begint direct met ademen,
daarom wordt het mondje gauw schoongemaakt.
De navelstreng wordt met twee klemmetjes
afgeklemd, daartussenin wordt hij
doorgeknipt. Het stukje navelstreng dat nog aan
de baby vastzit, valt binnen een paar dagen af.

De baby gaat moedermelk drinken.

Slide 34 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
1. Uitdrijving 2. Nageboorte 3. Ontsluiting
B
1. Nageboorte 2. Indalen 3. Ontsluiting
C
1. Ontsluiting 2. Uitdrijving 3. Nageboorte

Slide 35 - Quizvraag

Hoe noem je het litteken dat overblijft na het afvallen van de navelstreng?

Slide 36 - Open vraag

Hoe noem je een ongeboren kind van 10 weken?
A
Foetus
B
Eicel
C
Embryo
D
Geen van allen

Slide 37 - Quizvraag

Hoe noem je het orgaan bij de rode pijl?

Slide 38 - Open vraag

Noem een stof die schadelijk is voor een ongeboren kind:

Slide 39 - Open vraag

Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 40 - Sleepvraag

Wat vond je het leukste wat je deze paragraaf geleerd hebt?

Slide 41 - Open vraag