3.1 Wereldwijde luchtstromen

3.1 Wereldwijde luchtstromen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.1 Wereldwijde luchtstromen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kun je...
  • Uitleggen waarom er rond de evenaar dagelijks regenval optreedt.
  • Beschrijven hoe de atmosferische circulatie op aarde werkt.
  • De werking van de wet van Buys Ballot en het corioliseffect uitleggen.
  • De overheersende windrichtingen op aarde benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over wereldwijde luchtstromen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van dagelijkse regenval rond de evenaar
  • Dagelijkse regenval door opstijgende, uitzettende, afkoelende en vocht verliezende lucht.
  • Onderdeel van grotere atmosferische circulatie.
  • Invloed van luchtstromen van evenaar naar polen en vice versa.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De principes van atmosferische circulatie
  • Opwarming van de zon en draaiing van de aarde beïnvloeden atmosferische circulatie.
  • Luchtstromen bewegen van evenaar naar polen en vice versa.
  • Invloed van draaiing van de aarde op windrichting volgens wet van Buys Ballot.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wet van Buys Ballot en het corioliseffect
  • Wet van Buys Ballot: invloed van aardedraaiing op windrichting.
  • Corioliseffect: afwijking van bewegende objecten door aardedraaiing.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overheersende windrichtingen op aarde
  • Passaten: winden van subtropische hogedrukgebieden naar evenaar.
  • Westenwinden: winden in gematigde breedten van west naar oost.
  • Oostenwinden: winden nabij de polen van oost naar west.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Lagedrukgebied: een gebied waar de luchtdruk lager is dan in de omgeving, vaak gepaard met opstijgende lucht.
  • Hogedrukgebied: een gebied waar de luchtdruk hoger is dan in de omgeving, vaak gepaard met dalende lucht.
  • Intertropische convergentiezone (ITCZ): de zone rond de evenaar waar lucht samenkomt en opstijgt, resulterend in veel neerslag.
  • Atmosferische circulatie: het grote systeem van luchtstromen over de aarde, beïnvloed door de opwarming van de zon en de draaiing van de aarde.
  • Wet van Buys Ballot: wet die stelt dat de wind op het aardoppervlak afwijkt naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond door de draaiing van de aarde.
  • Corioliseffect: het verschijnsel waarbij bewegende objecten zoals luchtstromen een afwijking ondervinden als gevolg van de draaiing van de aarde.
  • Passaten: overheersende winden die van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar waaien.
  • Westenwinden: overheersende winden die in de gematigde breedten van west naar oost waaien.
  • Oostenwinden: overheersende winden die nabij de polen van oost naar west waaien.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschijnsel waarbij bewegende objecten zoals luchtstromen een afwijking ondervinden als gevolg van de draaiing van de aarde?
A
Corioliseffect
B
Hogedrukgebied
C
Wet van Buys Ballot
D
Atmosferische circulatie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke winden waaien van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar?
A
Westenwinden
B
Oostenwinden
C
Lagedrukgebied
D
Passaten

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de wet die stelt dat de wind op het aardoppervlak afwijkt naar rechts op het noordelijk halfrond en naar links op het zuidelijk halfrond?
A
Corioliseffect
B
Wet van Buys Ballot
C
Atmosferische circulatie
D
Passaten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de zone rond de evenaar waar lucht samenkomt en opstijgt?
A
Hogedrukgebied
B
Lagedrukgebied
C
Intertropische convergentiezone (ITCZ)
D
Passaten

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.