Pak je pen, boek, map & schrift.
Oortjes & telefoon buiten lokaal.
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Zinsdelen
- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
Woordsoorten
- Je kunt voegwoorden benoemen.
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je
een enkelvoudige zin.
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
Met een verbindingswoord zoals: maar, omdat, want of en
kun je van twee enkelvoudige zinnen
een samengestelde zin maken:
Soms verandert de volgorde van de woorden
in het tweede deel van de zin:
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.
VOORBEELD:
De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.
Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin:
je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.
De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.
Zo vind je de onderwerpen in een samengestelde zin:
Een voegwoord is het woord waarmee twee zinnen aan elkaar geplakt (gevoegd) worden.