Blok 3 Grammatica vmbo Fictie hv

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Pak je pen, boek, map & schrift.

Oortjes & telefoon buiten lokaal.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Info
  • Uitleg Grammatica vmbo
  • Uitleg Fictie hv
  • Werken
  • Vragen?
  • Verder werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide



Info
Vandaag eerst uitleg voor vmbo-t over Grammatica Blok 3.

Daarna uitleg voor havo en vwo over Fictie Blok 3.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

DOELEN

Zinsdelen

- je kunt de persoonsvormen en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.


Woordsoorten

- Je kunt voegwoorden benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met één persoonsvorm en één onderwerp noem je

een enkelvoudige zin. 

 Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen. 

Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.



Slide 5 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een verbindingswoord zoals: maar, omdat, want of en 

kun je van twee enkelvoudige zinnen 

een samengestelde zin maken:





VOORBEELD:

Rens drinkt cola. Lot drinkt water.

Rens drinkt cola en lot drinkt water.

Slide 6 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden 

in het tweede deel van de zin:





VOORBEELD:

Joep pakte zijn trui. Hij had het koud. 


Joep pakte zijn trui, omdat hij het koud had.

Slide 7 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 8 - Tekstslide

Is de zin een samengestelde zin?

Je kunt te allen tijde bij je mentor studieadvies vragen.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de persoonsvormen in een samengestelde zin:

  • zet de zin in een andere tijd:

je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom.

De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen.



VOORBEELD:

Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.
Tom schreeuwde, omdat hij zijn arm had gebroken.

Slide 11 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZIN

Zo vind je de onderwerpen in een samengestelde zin:

  • stel met elke persoonsvorm uit de zin een onderwerpsvraag.



VOORBEELD:
Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.

- Wie schreeuwt?
   
Tom
- Wie heeft gebroken?   hij



Slide 12 - Tekstslide

Noteer de persoonsvormen:

Musha kreeg een bekeuring, omdat ze op de stoep fietste.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de onderwerpen:

Musha kreeg een bekeuring, omdat ze op de stoep fietste.

Slide 14 - Open vraag

Voegwoord

Een voegwoord is het woord waarmee twee zinnen aan elkaar geplakt (gevoegd) worden.

VOORBEELD:
Tom schreeuwt, omdat hij zijn arm heeft gebroken.

Tom schreeuwt
omdat  -----> voegwoord
hij zijn arm gebroken heeft



Slide 15 - Tekstslide

Voegwoord
Andere voorbeelden van voegwoorden zijn:
en
maar
want
of
tenzij
terwijl
etc....

Slide 16 - Tekstslide

Voegwoord
Voegwoorden zijn bij begrijpend lezen vaak signaalwoorden!
Maar in grammatica woordsoorten noemen we het voegwoorden.


Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag!
vmbo-t maakt:
Blok 3 Grammatica Opdr. 2, 4, 6, 8
Blok 4 Grammatica Opdr. 1, 2, 3, 4, 6, 7, 9

Slide 18 - Tekstslide



Fictie
Waarover wordt verteld?
Dan let je op:
  1. Gebeurtenissen
  2. Personages
  3. Tijd en ruimte
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 19 - Tekstslide



Gebeurtenissen
Gebeurtenissen zijn chronologisch te ordenen.
Als ze niet zo verteld worden, ga je ze toch in je hoofd in de goede volgorde zetten.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 20 - Tekstslide



Personages
Deze zijn verbonden met de gebeurtenissen.
Verschillende rollen:
  • Hoofdpersonage
  • Bijpersonen (helper, tegenstander)
  • Personen die geen personages zijn - deze worden niet uitgewerkt.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 21 - Tekstslide



Hoofdpersonage
Hoofdpersonage herken je aan:
  • Draait het verhaal om
  • Heeft een doel of opdracht
  • Maakt een ontwikkeling mee in het verhaal
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 22 - Tekstslide



Bijfiguren
Kunnen verschillende personen zijn:
  • Helper
  • Tegenstander

Relaties kunnen veranderen;
helper wordt tegenstander of omgekeerd.
OOK: hoofdpersoon zijn eigen tegenstander.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 23 - Tekstslide



Personages
Personages kun je op twee manieren leren kennen:
  1. Direct; opsomming van eigenschappen.
  2. Indirect; door wat ze doen, denken, etc.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • ZS
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 24 - Tekstslide



Aan de slag!
havo: Blok 3 Fictie Opdr. 3

vwo: Blok 3 Fictie Opdr. 1, 3, 4
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide



Vragen?
Zijn er vragen?
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 26 - Tekstslide



Verder werken
Zijn er vragen? 
Zo niet, kun je lekker verder werken.
Vandaag
  • Info
  • Uitleg
  • Vragen?
  • Werken
  • Afsluiting

Slide 27 - Tekstslide

Afsluiting
Huiswerk: Blok 3, Fictie, opdr. 3


Slide 28 - Tekstslide