Wie is de opdrachtgever, wat is de rol van politieke en/of de economische macht?
1. De Rooms-Katholieke kerk, met de Paus als hoofd
en/of belangerijke kloosterorde
2. Adel
3. Gilden/ kooplieden
boeren en horigen GEEN opdrachtgever
Slide 6 - Sleepvraag
kerken en kloosters met bijbehorende kunstproducten; architectuur; Romaans en Gotiek
Cultuur van de Kerk
H2 en 3 Bouwkunst
Slide 7 - Tekstslide
Kunst en religie, levensbeschouwing
− Heilsgeschiedenis (Bijbel): schepping; zondeval; geboorte, leven, sterven en opstanding van Christus; laatste oordeel. Welke esthetische principes zijn in deze periode van belang?
Wie is de opdrachtgever, wat is de rol van politieke en/of de economische macht?
1. De Rooms-Katholieke kerk, met de Paus als hoofd
b.v. kloosterorde
2. Adel
3. Gilden/ kooplieden
Slide 9 - Tekstslide
Gebruik je tekstboek pagina 18. Van een uniforme romaanse bouwstijl is nauwelijks sprake maar er zijn wel een aantal overkoepelende bouw kenmerken aan te wijzen. Noem er hiervan drie.
Slide 10 - Open vraag
zware, massieve muren
relatief kleine deur- en vensteropeningen in ondiepe nissen
ronde bogen bij vensters en deuren
bijna geen versieringen
ronde gewelven gedragen door zware zuilen met blokvormige kapitelen
Kruisribgewelf
luchtbogen
skeletbouw
roosvensters
horizontale lijnen die het massieve karakter benaderukken
Slide 11 - Sleepvraag
De Romaanse bouwkunst heeft als basis de Romeinse bouwkunst, hoewel er meer variatie te zien is.
Het meest eenvoudige grondplan van de Romaanse kerk is een opbouw van een middenbeuk met aan beide zijde een zijbeuk.
Een driedeling met een verhoogd schip en twee zijbeuken noemen we een basiliek.
De Romaanse kerken hebben echter meestal een latijns kruis als grondplan, dit wordt bereikt door een haaks op de hoofdrichting geplaatste dwarsschip of transept, tussen schip en koor. Bij veel kerken is dit dwarsschip smaller en lager. Op de kruising van het schip en het dwarsschip stond staat vaak een toren.
Over het algemeen wordt de plattegrond opgebouwd uit vierkanten, waarbij de maat van een travee van het middenschip gelijk is aan twee traveeën van de zijbeuken.
De meeste Romaanse kerken hebben een koor naar het oosten georiënteerd, in de richting van het heilige Jeruzalem en een ingang op het westen.
Slide 12 - Tekstslide
Vrijwel iedere christelijke kerk is in de lengterichting gericht op het oosten. Alle onderdelen die te maken hebben met de ruimtes van de monniken (sacrale gebouwen) zijn op het oosten. De wereldlijke gebouwen (huizen van ambachtslieden, werkplaatsen) zijn op het westen gericht. Leg uit waarom dat het geval is.
Slide 13 - Open vraag
Romaanse bouwkunst
Gotische bouwkunst
Weinig en kleine ramen
Luchtbogen en steunberen
spitsbogen en kruisribgewelf
Tongewelf
Veel licht foor grote glas-in-loodramen
Dikke muren als een vesting
Slide 14 - Sleepvraag
luchtbogen
Dikke muren
Roosvensters
spitsbogen
tongewelven
Romaans
Gotisch
kleine ramen
Slide 15 - Sleepvraag
Leg uit waarom het in de vroege en hoge middeleeuwen de kerken als regel massief en horizontaal waren. gebouwd.
Slide 16 - Open vraag
Bekijk de afbeelding en
gebruik je tekstboek pagina 21 over centraalbouw.
bouwplan
centraal bouw
bouwplan van centraal bouw en romaans
Romaans gebouw in centraal bouw
Eenvoudig Romaans gebouw zonder dwarsschip
voorbeeld van het sterke horizontale massieve karakter van Romaans
Romaanse kerk zonder torens op het dwarsschip
Slide 17 - Sleepvraag
Gebruik je tekstboek pagina 23. De Saint Sernin te Toulouse in Zuid-Frankrijk aan de toenmalige weg naar Santiago da Compostela is een bekende pelgrimskerk. Pelgrimskerken zijn veel groter dan de gewone romaanse kerk. Vaak werd het oorspronkelijke gebouw vervangen of drastisch uitgebreid wat met veel kosten gepaard ging. De kerk en vooral de bevolking moesten die opbrengen. Waarom was men als regel niet bezwaard om dergelijke grote investeringen te plegen. Geef twee redenen.
Slide 18 - Open vraag
kerken en kloosters met bijbehorende kunstproducten; architectuur; Romaans en Gotiek
Cultuur van de Kerk
H2 en 3 Bouwkunst
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Gebruik je tekstboek pagina 26 en 27. De Gotische bouwstijl doet uniformer aan dan Romaans. Echter zitten er wel verschillen in wat mede komt omdat er soms eeuwen lang aan een kathedraal wordt gebouwd met verschillende generaties bouwmeesters. Noem drie overkoepelende bouw kenmerken van de Gotiek.
Het meest in het oog springende kenmerk van de Gotiek is de spitsboog.
Deze vinden we zowel in de draagconstructie als in de versieringen terug.
Verder zien we in de Gotiek een sterk verticalisme met vaak zeer hoge kerken.
In de middeleeuwse symboliek stond verticaal voor het spirituele terwijl horizontaal voor het materiële stond.
In de Gotische bouwstijl speelt licht een belangrijke rol. Door de krachten van het gewelf af te dragen middels kruisribben op de kolommen in plaats van op de wanden zoals dat bij de Romaanse bouwkunst het geval was kon men slanker bouwen met grotere vensteropeningen. In de vensters werden gekleurde glas-in-lood ramen geplaatst met bijbelse voorstellingen.
Slide 24 - Tekstslide
Gotische kerken hebben net als Romaanse kerken meestal een latijns kruis als grondplan.
Bij Gotische kerken is het koor echter langer en wordt het in de grotere kerken omsloten door een koorgang die een voortzetting is van de zijbeuken van het schip. Aan de oostzijde kunnen hier nog kapellen aan toegevoegd zijn. Het dwarsschip stak maar weinig uit of werd zelfs helemaal weggelaten en de toren op de kruising van het schip en het dwarsschip kreeg minder betekenis of verdween zelfs helemaal.
De indeling van de wanden in een Gotische kerk bestaat uit drie delen; onderaan een arcade met spitse bogen, daarboven een loopgang in de muur en bovenaan de vensters met spitsbogen.
De Gotiek kent rijke versieringen in de vorm van pinakels en mens-, en dier-en plantversieringen. De verdelingen zijn op een geometrisch schema gebaseerd. Naarmate de Gotiek voortduurt, worden de versieringen drukker en slanker.
Slide 25 - Tekstslide
In de tekst (pagina 28) wordt duidelijk dat abt Suger niet besefte dat zijn verbouwing een revolutie betekende in de bouwkunst van de middeleeuwen. Abt Suger had voornamelijk een religieus motief. Hij zocht naar een nieuwe schoonheid in overeenstemming met wat hij had gelezen in zijn bibliotheek. Leg uit naar wat voor schoonheid abt Suger zocht.
Slide 26 - Open vraag
Kunst en esthetica
− Schoonheid als openbaring van het goddelijke in licht, glans en kleur; gotiek; geometrische orde op
basis van getalsverhoudingen.
− Verschillende opvattingen over kunst: kunst en geloofsbeleving (abt Suger versus Bernardus van Clairvaux, Franciscus van Assisi); theorieën voor en tegen het gebruik van beelden.
- Werken volgens beeldconventies en praktijk van kopiëren; originaliteit is ondergeschikt.
Slide 27 - Tekstslide
Na de bouw van de kathedraal van Chartres werden er op tal van plaatsen in het noorden van Frankrijk kathedralen gebouwd. Ze verschijnen vooral in de steden. Leg uit waarom deze kathedralen vooral in de steden werden gebouwd.
Slide 28 - Open vraag
kerken en kloosters met bijbehorende kunstproducten; architectuur; Romaans en Gotiek