nederlands 25 nov

nederlands 
25 nov
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

nederlands 
25 nov

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les..
  • kan je min. 3 argumenten + bijbehorende standpunt herkennen in een tekst.
  • kan je objectieve en subjectieve argumenten onderscheiden en hiervan een voorbeeld benoemen.
  • kan je één drogreden uit een tekst identificeren
  • kan je een logische redenering in eigen woorden uitleggen.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les (10 minuten)
Doel: Activeren van voorkennis en opfrissen van vorige les.

- Korte quiz met signaalwoorden en tekstindeling. 
- Een korte audiofragment waarin signaalwoorden en argumenten voorkomen.

Slide 3 - Tekstslide

1/5 Welk signaalwoord geeft een reden aan?
A
Daarom
B
Ten eerste
C
Ook

Slide 4 - Quizvraag

2/5 Welk signaalwoord gebruik je bij een opsomming?
A
Omdat
B
Bovendien
C
Hoewel

Slide 5 - Quizvraag

3/5 Welke zin bevat een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
"Hij houdt van sport, maar niet van zwemmen."
B
Ten eerste vind ik school belangrijk."
C
Daarom moet je huiswerk maken."

Slide 6 - Quizvraag

4/5 Wat is de functie van de inleiding van een tekst?
A
a. Het onderwerp uitleggen.
B
Een mening geven.
C
De tekst samenvatten.

Slide 7 - Quizvraag

5/5 Hoe herken je een conclusie in een tekst?

A
a. Er worden nieuwe argumenten gegeven.
B
De schrijver gebruikt woorden zoals "dus" of "samenvattend".
C
Het staat altijd aan het begin van de tekst.

Slide 8 - Quizvraag

geluidsfragment
sporten
sporten signaalwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Vragen bij het luisterfragment
1. Noem de 4 signaalwoorden die je hoorde.
2. Wat was het eerste argument dat de spreker gaf?
3. Welke signaalwoord gebruik je bij een conclusie? 


Slide 10 - Tekstslide

"Het is belangrijk dat leerlingen dagelijks bewegen. Ten eerste helpt beweging om gezond te blijven. Daarnaast verbetert sporten de concentratie op school. Bijvoorbeeld, onderzoek toont aan dat kinderen die sporten, beter scoren op toetsen. Daarom is het goed om een uur per dag te bewegen."

Slide 11 - Tekstslide

Voorkennis 'argumenten' activeren 
Wat is een argument? 
Waarom gebruiken mensen argumenten?

voorbeelden: 
standpunt + argumenten (+drogreden)

Slide 12 - Tekstslide

Discussie: Bedtijd
Standpunt: "Ik wil later naar bed gaan."
Argumenten:
"Ik ben ’s avonds nog helemaal niet moe."
"Al mijn vrienden mogen ook later opblijven."
"Ik hoef morgen pas laat naar school."
Drogreden: "Als ik eerder naar bed ga, ben ik vast minder cool dan mijn vrienden." (Meelopersredenering).

Slide 13 - Tekstslide

Theorie en voorbeelden:
o Wat zijn standpunten en  argumenten? 
o logische redeneringen.
o Objectief vs subjectief: 
o Drogredenen: 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een standpunt?
Een standpunt is wat iemand vindt over een onderwerp. Het is een mening die je wilt uitleggen of verdedigen. Vaak herken je een standpunt aan zinnen zoals:
"Ik vind dat..."
"Volgens mij is het beter als..."
"We moeten..."
BIJV: "Ik vind dat we meer pauze op school moeten hebben."

"Ik vind dat we meer pauze op school moeten hebben."
2. Wat is een argument?
Een argument is een reden waarom je iets vindt. Je gebruikt argumenten om je standpunt uit te leggen en anderen te overtuigen.
Er zijn twee soorten argumenten:

Objectieve argumenten: Deze zijn gebaseerd op feiten. Bijvoorbeeld: "Uit onderzoek blijkt dat...".
Subjectieve argumenten: Deze zijn gebaseerd op je eigen mening of gevoel. Bijvoorbeeld: "Ik denk dat...".
Voorbeeld (bij het standpunt hierboven):

Objectief: "Uit onderzoek blijkt dat een langere pauze helpt om beter te concentreren."
Subjectief: "Ik vind 15 minuten pauze veel te kort, want ik kan mijn lunch niet op tijd opeten."
3. Wat is een logische redenering?
Een logische redenering is een goed opgebouwde uitleg waarin je standpunt en argumenten logisch op elkaar aansluiten.

Logisch: Het standpunt en de argumenten passen bij elkaar.
Voorbeeld: "We moeten meer pauze krijgen, want een langere pauze helpt om beter te concentreren."
Niet logisch: Het standpunt en de argumenten passen niet bij elkaar.
Voorbeeld: "We moeten meer pauze krijgen, want mijn fiets is kapot."
4. Hoe herken je een goed betoog?
Een goed betoog heeft:

Een duidelijk standpunt: Je weet meteen wat iemand vindt.
Sterke argumenten: De redenen zijn logisch en ondersteunen het standpunt.
Geen drogredenen: Fouten in de redenering die niet kloppen, zoals overdrijvingen of het gebruiken van groepsdruk ("iedereen vindt dat").
Voorbeeld van een drogreden:

"Als jij niet voor een langere pauze bent, ben je geen goede klasgenoot." (Dit is een emotioneel appel en geen logisch argument.)
Waarom is dit belangrijk?
In teksten lezen: Om beter te begrijpen wat de schrijver vindt en waarom.
In gesprekken: Om je eigen mening te geven en goed te onderbouwen.
In het dagelijks leven: Denk aan discussies thuis, op school of op je werk.
Praktijkvoorbeeld voor studenten:
Standpunt: "Ik vind dat we minder huiswerk moeten krijgen."
Argumenten:
Objectief: "Uit onderzoek blijkt dat te veel huiswerk stress veroorzaakt bij studenten."
Subjectief: "Ik heb vaak geen tijd om alles te maken door mijn werk."
Logische redenering: "Minder huiswerk zorgt ervoor dat we minder stress hebben en meer tijd voor andere dingen."
Door deze basis te begrijpen, leren studenten beter argumenteren en kritisch nadenken!

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een argument?
Een argument is een reden waarom je iets vindt. 
Je gebruikt argumenten  om je standpunt uit te leggen en anderen te overtuigen. 
Objectieve argumenten: Deze zijn gebaseerd op feiten. Bijvoorbeeld: "Uit onderzoek blijkt dat...".(weerbericht) 
Subjectieve argumenten: Deze zijn gebaseerd op je eigen mening of gevoel. Bijvoorbeeld: "Ik denk dat...". (review)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld 
standpunt: "Ik vind dat we meer pauze op school moeten hebben."

Objectief: "Uit onderzoek blijkt dat een langere pauze helpt om beter te concentreren."
Subjectief: "Ik vind 15 minuten pauze veel te kort, want ik kan mijn lunch niet op tijd opeten."




Slide 17 - Tekstslide

Wat is een logische redenering?
Een logische redenering is een goed opgebouwde uitleg 
(standpunt + argumenten).

Logisch: Het standpunt en de argumenten passen bij elkaar.
Vb: "We moeten meer pauze krijgen, want een langere pauze helpt om beter te concentreren."
Niet logisch: Het standpunt en de argumenten passen niet bij elkaar.
Voorbeeld: "We moeten meer pauze krijgen, want mijn fiets is kapot."

Slide 18 - Tekstslide

Hoe herken je een goed betoog?
- Een duidelijk standpunt: Je weet meteen wat iemand vindt.
- Sterke argumenten: De redenen zijn logisch en ondersteunen het standpunt.

- Geen drogredenen: Fouten in de redenering die niet kloppen, zoals overdrijvingen of het gebruiken van groepsdruk ("iedereen vindt dat").

"Als jij niet voor een langere pauze bent, ben je geen goede klasgenoot." 
(Dit is een emotioneel appel en geen logisch argument.)

Slide 19 - Tekstslide

Standpunt: "Ik vind dat we minder huiswerk moeten krijgen."
Argumenten:
Objectief: "Uit onderzoek blijkt dat te veel huiswerk stress veroorzaakt bij studenten."
Subjectief: "Ik heb vaak geen tijd om alles te maken door mijn werk."
Logische redenering: "Minder huiswerk zorgt ervoor dat we minder stress hebben en meer tijd voor andere dingen."

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is dit belangrijk?
In teksten lezen: Om beter te begrijpen wat de schrijver vindt en waarom.
In gesprekken: Om je eigen mening te geven en goed te onderbouwen.
In het dagelijks leven: Denk aan discussies thuis, op school of op je werk.
beter argumenteren en kritisch denken. 

Slide 21 - Tekstslide

1/10 Wat is een standpunt?


A
Een feit dat altijd waar is.
B
Een mening waar je iets van vindt.
C
Een lijst met argumenten.

Slide 22 - Quizvraag

2/10. Wat is een argument?


A
Een voorbeeld van iets dat leuk is.
B
Een reden waarom je iets vindt.
C
Een samenvatting van een tekst.

Slide 23 - Quizvraag

3/10. Welk van de volgende zinnen is een argument?




A
"Ik vind dat sporten belangrijk is."
B
Sporten is goed omdat je er gezond van blijft."
C
Er zijn veel mensen die niet van sporten houden."

Slide 24 - Quizvraag

4/10. Wat betekent objectief?


A
a. Een mening die je zelf hebt.
B
b. Een feit dat niet afhankelijk is van wat iemand vindt.
C
c. Een manier om iemand te overtuigen.

Slide 25 - Quizvraag

5/10. Welke zin is objectief?

A
"Het gaat morgen regenen, zegt de weerman."
B
"Ik vind regen heel vervelend."
C
"Iedereen houdt van droog weer."

Slide 26 - Quizvraag

6/10. Welke zin is subjectief?


A
"De bus rijdt om 8:00 uur."
B
"Mijn oma maakt de lekkerste soep."
C
"De supermarkt sluit om 21:00 uur."

Slide 27 - Quizvraag

7/10 Wat is een drogreden?

A
Een goed argument dat iedereen begrijpt.
B
Een fout in een redenering die niet klopt.
C
Een feit dat altijd waar is.

Slide 28 - Quizvraag

8/10. Welke van deze is een voorbeeld van een drogreden?

A
"Iedereen doet het, dus het is goed."
B
b. "Ik ga niet naar school omdat ik ziek ben."
C
De docent zei dat ik mijn huiswerk goed gemaakt heb."

Slide 29 - Quizvraag

9/10. Waarom is deze redenering een drogreden? "Je moet stoppen met eten in de klas, want dat doen slimme mensen ook niet."
A
Het geeft een logische reden.
B
Het zegt niets over eten in de klas.
C
Het is een feit dat waar is.

Slide 30 - Quizvraag

10/10. Welke redenering is logisch?

A
"Ik draag een jas, want het is koud buiten."
B
. "Ik draag een jas, want mijn hond is thuis."
C
Ik draag een jas, want mijn favoriete kleur is blauw."

Slide 31 - Quizvraag

 Verlengde instructie 

o 3 Teksten met standpunt. 
- welke argumenten lees je?  
- Is het argument objectief of subjectief?
- Zijn er drogredenen?


Slide 32 - Tekstslide

Tekst 1: Objectieve argumenten
Standpunt: Het is belangrijk om op tijd te gaan slapen.
Veel mensen denken dat slapen niet zo belangrijk is, maar dat is het wel. Als je elke nacht 8 uur slaapt, kun je je beter concentreren op school. Uit onderzoek blijkt ook dat mensen die goed slapen minder snel ziek worden. Bovendien heeft je lichaam slaap nodig om energie op te bouwen voor de volgende dag. Daarom is op tijd slapen een goed idee.

Slide 33 - Tekstslide

Tekst 2: Subjectieve argumenten
Standpunt: Fietsen naar school is leuker dan met de bus gaan.
Ik vind fietsen naar school veel leuker dan met de bus gaan. Als ik fiets, voel ik me vrij en kan ik genieten van de buitenlucht. Met de bus zitten vind ik saai, want je kunt niet zomaar uitstappen. Fietsen is ook gezelliger, omdat je met vrienden kunt praten onderweg. Daarom kies ik altijd voor de fiets.

Slide 34 - Tekstslide

Tekst 3: Drogredenen
Standpunt: Iedereen moet dezelfde muziek luisteren als ik.

Mijn muziek is de beste, dat weet iedereen. Als jij deze muziek niet luistert, ben je echt saai. Alle coole mensen luisteren naar mijn playlist, dus jij moet dat ook doen. Het is gewoon logisch dat mijn muziek het leukst is, want ik vind het zelf ook fantastisch.

Slide 35 - Tekstslide

Zelfstandig verwerken
Argumenten herkennen in een tekst:
o Studenten werken in tweetallen aan 2 oefenteksten (1F en 2F)
- zoeken het standpunt, 
- onderstrepen argumenten, 
- en markeren eventuele drogredenen.


Slide 36 - Tekstslide

Luisterfragment analyseren:
o luister naar dit betoog 
en schrijf op: 
2 argumenten en het standpunt
mobielvrije school

Slide 37 - Tekstslide

Waarom een mobielvrije school een goed idee is."
"Hallo iedereen! Vandaag wil ik het hebben over iets waar veel scholen over nadenken: een mobielvrije school. Ik vind dat een school zonder telefoons een goed idee is. En ik zal je uitleggen waarom. 
Ten eerste zorgen mobieltjes voor veel afleiding. Stel je voor: je probeert iets te leren in de les, maar je krijgt steeds berichtjes binnen. Dan kun je je niet goed concentreren, toch? Uit onderzoek blijkt dat studenten beter opletten als ze hun telefoon niet bij zich hebben.

Ten tweede maakt een mobielvrije school het makkelijker om echt met elkaar te praten. Nu zitten veel studenten in de pauze op hun telefoon en kijken ze nauwelijks naar elkaar. Zonder telefoons kun je meer tijd doorbrengen met vrienden en nieuwe mensen leren kennen. Dat is toch veel leuker?

Sommige mensen zeggen dat een telefoon belangrijk is in noodgevallen, maar dat klopt niet helemaal. Je kunt altijd naar de conciërge of een leraar gaan als er iets is. Je hoeft echt niet constant je mobiel bij de hand te hebben.

Kortom, een mobielvrije school helpt je beter te concentreren én zorgt ervoor dat je meer sociaal contact hebt. Het is dus niet alleen goed voor je cijfers, maar ook voor je vriendschappen. Wat vind jij hiervan?"

Slide 38 - Tekstslide

Feedback 

o Samen bespreken ze wat goed ging en waar ze verschillen.
• Docent bespreekt in de klas veelvoorkomende fouten en goede antwoorden.

Slide 39 - Tekstslide

Afronding en reflectie 
• Studenten schrijven op een kaartje één ding dat ze vandaag geleerd hebben.

• Vraag aan de groep: "Hoe kunnen jullie deze kennis gebruiken in het dagelijks leven of tijdens toetsen?"

Slide 40 - Tekstslide

volgende les: 
gerichte luisteroefeningen. 
zoekend lezen 48-60

Slide 41 - Tekstslide