English-2VMBO-BK-New Interface-Unit2

Vocabulary part 1
Translate the words (in brackets) from Dutch to English
(Vertaal de woorden tussen haakjes van NE naar EN)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vocabulary part 1
Translate the words (in brackets) from Dutch to English
(Vertaal de woorden tussen haakjes van NE naar EN)

Slide 1 - Tekstslide

We have to work on our ....... (werkstuk)

Slide 2 - Open vraag

This show is filmed in front of a studio .....(publiek).

Slide 3 - Open vraag

(Plotseling)...... the crowd started rushing the Capitol.

Slide 4 - Open vraag

The ........(serveerster) here is really friendly.

Slide 5 - Open vraag

The escaped prisoners could be ......(overal).

Slide 6 - Open vraag

I don't want to get my hair .....(nat).

Slide 7 - Open vraag

Vocabulary part 2
Translate the words in CAPS from English to Dutch.
(Vertaal de woorden in grote letters van EN  naar NE)

Slide 8 - Tekstslide

Omg! I was so WORRIED about you!

Slide 9 - Open vraag

My mother doesn't BELIEVE my story.

Slide 10 - Open vraag

My brother lost his KEY to the house again.

Slide 11 - Open vraag

My parents want me to come home IMMEDIATELY.

Slide 12 - Open vraag

Writing part 1
Translate the sentences from Dutch to English
(vertaal de zinnen van NE naar EN)

Slide 13 - Tekstslide

Je ziet er niet goed uit.

Slide 14 - Open vraag

Dit is een verhaal over drie vrouwen.

Slide 15 - Open vraag

Ze lagen twee weken in het ziekenhuis.

Slide 16 - Open vraag

Ik weet zeker dat het een leugen is.

Slide 17 - Open vraag

Writing part 2
Translate the sentences from English to Dutch
(vertaal de zinnen van EN naar NE)

Slide 18 - Tekstslide

Are you sure everything’s all right?

Slide 19 - Open vraag

I didn’t do it, sorry.

Slide 20 - Open vraag

Grammar part 1
Make negative (-) sentences. Use the past simple.
(maak negatieve zinnen (-), gebruik het verleden tijd)

He walked home yesterday. --> He didn't walk home yesterday.

Slide 21 - Tekstslide

They missed the bus.

Slide 22 - Open vraag

She promised to be here.

Slide 23 - Open vraag

My neighbour phoned the police.

Slide 24 - Open vraag

It happened last night.

Slide 25 - Open vraag

Grammar part 2
Make questions (?). Use the past simple.
(maak  vragen (?) v, gebruik het verleden tijd)

He walked home yesterday. --> Did he walk home yesterday?

Slide 26 - Tekstslide

They missed the bus.

Slide 27 - Open vraag

She promised to be here.

Slide 28 - Open vraag

My neighbor phoned the police.

Slide 29 - Open vraag

It happened last night.

Slide 30 - Open vraag

Grammar part 3
Choose between much and many
(kies tussen much en many)

Slide 31 - Tekstslide

noise
A
much
B
many

Slide 32 - Quizvraag

things
A
much
B
many

Slide 33 - Quizvraag

stunts
A
much
B
many

Slide 34 - Quizvraag

work
A
much
B
many

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide