4T - Adverbs & Adjectives

Today:
- Je gaat vandaag zelfstandig een LessonUp maken over het Grammar-onderdeel:

Adverbs & Adjectives
-->




1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Today:
- Je gaat vandaag zelfstandig een LessonUp maken over het Grammar-onderdeel:

Adverbs & Adjectives
-->




Slide 1 - Tekstslide

Grammartoets
- Woensdag krijg je nog een LessonUp over een andere Grammar-onderdeel. 

- Later deze week krijg je nog een Teams-les met extra uitleg over deze onderdelen.

-De toets van Grammar staat -onder voorbehoud- op volgende week maandag, 18 januari
- Het is mogelijk om nog extra uitleg te krijgen, geef dit van te voren aan dan plan ik dat voor je in!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Op de volgende slides staat meer info over adverbs en adjectives, op verschillende manieren uitgelegd. 

Lees dit goed door!

Slide 4 - Tekstslide

Grammar: Adjectives & Adverbs

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Spelling
Bijwoord: bijvoeglijknaamwoord + ly
beautiful - beautifully

Uitzonderingen:
- le   --> ly                  terrible - terribly
- y    --> ily                  easy - easily
- ic  --> ically             fantastic - fantastically

Slide 17 - Tekstslide

Uitzonderingen
Sommige woorden zijn als bijwoord & bijvoeglijk naamwoord hetzelfde:
- fast
- hard
- high
- late
- low
- long

Slide 18 - Tekstslide

Good & Well
Bijvoeglijk naamwoord: good
Bijwoord: well

John is a good singer. 
John sings well

Slide 19 - Tekstslide

Geen bijwoord na de volgende werkwoorden: 
- be (am/are/is/was/were)                      I am good
- feel                                                                  She feels great.
- taste                                                               This hamburger tastes good.
- smell                                                               The food smells delicious.
- seem                                                               He seems smart

Slide 20 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 21 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 22 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 23 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 24 - Tekstslide

Let's practise!
Maak de volgende vragen
------>

Slide 25 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 26 - Quizvraag

The girl sings really ___!
A
fantastic
B
fantastically
C
fantasticly

Slide 27 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 28 - Quizvraag

I am going to be ___ for school!
A
late
B
lately

Slide 29 - Quizvraag

Beyoncé looks ___ fabulous, doesn't she?
A
incredible
B
incredibly

Slide 30 - Quizvraag

Vinny plays rugby very ___.
A
good
B
well

Slide 31 - Quizvraag

Hermione ___ answered the question.
A
happy
B
happily

Slide 32 - Quizvraag

My classmate is a _______ person.
A
nice
B
nicely

Slide 33 - Quizvraag

I can speak Spanish very ________.
A
good
B
well

Slide 34 - Quizvraag

She is always ________ .
A
late
B
lately

Slide 35 - Quizvraag

Which one is the adjective?
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 36 - Quizvraag

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 37 - Quizvraag

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 38 - Quizvraag

This is an .....question.
A
Extreme difficult
B
Extremely difficult

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide