vergelijkingen met als en uitdrukkingen

Vergelijkingen met als en uitdrukkingen met dieren.
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vergelijkingen met als en uitdrukkingen met dieren.

Slide 1 - Tekstslide

Zo bang als een.............
A
wezel
B
fret
C
hermelijn
D
bunzing

Slide 2 - Quizvraag

Zo sterk als een.................
A
beer
B
mier
C
olifant
D
paard

Slide 3 - Quizvraag

Zo dood als een................
A
worm
B
slang
C
wurm
D
pier

Slide 4 - Quizvraag

Zo gezond als een .................
A
hond
B
poes
C
vis
D
paard

Slide 5 - Quizvraag

Zo doof als een.....................
A
mol
B
vlinder
C
vogel
D
kwartel

Slide 6 - Quizvraag

Kind noch ........... hebben.
(alliteratie)

Slide 7 - Open vraag

Koek en .......

Slide 8 - Open vraag

Beter één ................. in de hand, dan tien in de lucht.
De ....................... in de pot vinden.
Als één .................................. over de dam is, volgen er meer.
Het ....................... achter de wagen spannen.

Slide 9 - Sleepvraag

Daar is het bij de ..................... af
Al draagt een ................. een gouden ring. Het is en blijft een lelijk ding
Als het ............................ verdronken is, dempt men de put.
Een ................. stoot zich in het algemeen, niet tweemaal aan dezelfde steen.

Slide 10 - Sleepvraag

De ............... is gevlogen.
Eén .......................... maakt nog geen zomer.
De ................................ bij de hoorns vatten.
Een ............................... in de zak kopen.

Slide 11 - Sleepvraag

Iedereen drukt zich op zijn eigen manier uit.
Je moet niet praten over problemen als die er nog niet zijn.
Altijd ruzie hebben.
De dader is al weg.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
Leven als kat en hond.
De vogel is al gevlogen.
Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is.

Slide 12 - Sleepvraag

Een hulpeloos slachtoffer, dat niet meer te redden is. 
Jezelf een ramp op de hals halen.
Eerst afwachten voordat je wat gaat doen.
Ieder handelt naar zijn geaardheid en aanleg.
Een kat uit de boom kijken.
Katten leggen geen eendeneieren.
Het Trojaanse paard  binnenhalen.
Een vogel voor de kat.

Slide 13 - Sleepvraag

Erg vast en goed slapen.
Geen argwaan wekken.
Van een klein dingetje een groot probleem maken.
Je moet de verleiding niet te groot maken.
Slapen als een marmot.
Van een mug een olifant maken.
Je moet de hond niet om worst sturen.
Geen slapende honden wakker maken.

Slide 14 - Sleepvraag

Als je wilt dat iemand iets bereikt zul je hem vrijheid van handelen moeten geven.
Ik weet nergens van.
Er ligt onder een onschuldig voorkomen een boosaardig plan verborgen.
Domme mensen willen ook meepraten met verstandige mensen.
Mijn naam is haas.
Vlieg wil ook vogel zijn.
Honden aan de lijn vangen geen hazen.
Er schuilt een addertje onder het gras.

Slide 15 - Sleepvraag

Iemand die kwaad wil, vind altijd wel een reden.
Er was niemand.
Overal de schuld van krijgen.
Er zijn meer mensen of dingen met dezelfde naam.
Er zijn meer hondjes die Fikkie heten.
De gebeten hond zijn.
Wie de hond wil slaan vind altijd wel een stok.
Er was geen hond.

Slide 16 - Sleepvraag

De oude .......... lust nog wel een groen blaadje.
A
stier
B
geit
C
bok
D
ree

Slide 17 - Quizvraag

Onder iemands ..........schieten.
(Iets proberen te verkrijgen wat iemand anders toekomt.)
A
merels
B
duiven
C
raven
D
kraaien

Slide 18 - Quizvraag

Een vreemde .............. in de bijt.
(Een vreemd exemplaar in de groep.)
A
rat
B
eend
C
vis
D
aal

Slide 19 - Quizvraag

Zo stoned als een...............
(In hoge mate onder invloed zijn van verdovende middelen.)
A
aap
B
kreeft
C
oester
D
garnaal

Slide 20 - Quizvraag

Geen.................. om zonder handschoenen aan te pakken.
(Geen gemakkelijk persoon.)
A
hondje
B
katje
C
schaapje
D
geitje

Slide 21 - Quizvraag

Als een .............. in de val.
(Niet kunnen ontkomen bij dreigend gevaar.)
A
rat
B
kat
C
muis
D
bever

Slide 22 - Quizvraag

Vele ............... maken de spoeling dun.
(Wanneer je iets met veel mensen moet delen, krijgt iedereen maar weinig.)
A
varkens
B
kalfjes
C
eendjes
D
gnoes

Slide 23 - Quizvraag

Het neusje van de ................. zijn.
(Het mooiste of beste van iets.)
A
snoek
B
tonijn
C
goudvis
D
zalm

Slide 24 - Quizvraag

Zo zwart als een............
(Als iemand erg vuil is.)

Slide 25 - Open vraag

Zo sterk als een..............
(Als iemand heel slap is.)

Slide 26 - Open vraag

Zo ziek als een...................

Slide 27 - Open vraag

Zo nijdig als een................

Slide 28 - Open vraag

Zo dronken als een.................

Slide 29 - Open vraag

Zo slim als een.............

Slide 30 - Open vraag

Zo scheel als een............

Slide 31 - Open vraag

Op een ......... maandag.
(Een korte tijd in het verleden.)
A
rode
B
blauwe
C
groene
D
gele

Slide 32 - Quizvraag

In een .............. verleden.
(In lang vervlogen tijden.)
A
rood
B
blauw
C
grijs
D
geel

Slide 33 - Quizvraag

Je .............. betalen.
(veel, in sterke mate)
A
rood
B
blauw
C
groen
D
geel

Slide 34 - Quizvraag

Op .......... zaad zitten.
(Geld gebrek hebben.)
A
zwart
B
grijs
C
wit
D
zilver

Slide 35 - Quizvraag

De prins op het ............... paard.
(De man van je dromen.)
A
bruine
B
zwarte
C
witte
D
grijze

Slide 36 - Quizvraag

Zich groen en ................... ergeren.
(Zeer geïrriteerd zijn.)
A
rood
B
blauw
C
wit
D
geel

Slide 37 - Quizvraag

Alles door een .............. bril zien.
(Alles heel optimistisch bekijken.)
A
rode
B
paarse
C
roze
D
gele

Slide 38 - Quizvraag

Een ...... voetje halen.
(In de gunst proberen te komen.)
A
rood
B
groen
C
goud
D
wit

Slide 39 - Quizvraag