Taalcompleet 5.8 jij of u?
1 / 20
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat zeg je tegen ......
de huisarts
de huisarts
A
u
B
jij
Slide 3 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
de buurvrouw
de buurvrouw
A
u
B
jij
Slide 4 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je vader
je vader
A
u
B
jij
Slide 5 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je zusje
je zusje
A
u
B
jij
Slide 6 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je oma
je oma
A
u
B
jij
Slide 7 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je moeder
je moeder
A
u
B
jij
Slide 8 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
de docent
de docent
A
u
B
jij
Slide 9 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je broertje
je broertje
A
u
B
jij
Slide 10 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je vriend
je vriend
A
u
B
jij
Slide 11 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
de dokter
de dokter
A
u
B
jij
Slide 12 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je tante
je tante
A
u
B
jij
Slide 13 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
je zoon
je zoon
A
u
B
jij
Slide 14 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
de buurman
de buurman
A
u
B
jij
Slide 15 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
een man die je niet kent
een man die je niet kent
A
u
B
jij
Slide 16 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
iemand uit jouw voetbalteam
iemand uit jouw voetbalteam
A
u
B
jij
Slide 17 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
een kind in de speeltuin
een kind in de speeltuin
A
u
B
jij
Slide 18 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
tegen de mensen in de sportschool
tegen de mensen in de sportschool
A
u
B
jij
Slide 19 - Quizvraag
Wat zeg je tegen ......
een oude vrouw op straat
een oude vrouw op straat
A
u
B
jij
