5V 10.5 Bloedvaten dl1

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.5: Bloedvaten
Deze les:
- Uitwerking Bohr-effect opdr. 3
- Transport CO2 aantekening
- Bloedvaten verschillen (leerdoel 11)
- Beschadigingen aan bloedvaten (leerdoel 12)


1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.5: Bloedvaten
Deze les:
- Uitwerking Bohr-effect opdr. 3
- Transport CO2 aantekening
- Bloedvaten verschillen (leerdoel 11)
- Beschadigingen aan bloedvaten (leerdoel 12)


Slide 1 - Tekstslide

Uitwerking Bohr-effect opdr. 3
Lance heeft een hemoglobinegehalte van 9,0 mmol/L. Hij heeft dus 100% O2-verzadiging bij: 9,0/8,0 × 200 = 225 mL O2/L. 

Het bloed in de longen van Lance bevat dus 0,98 × 225 = 220,5 mL O2/L. 
Het bloed in de beenspier van Lance (bij pH 7,2) bevat 0,37 × 225 = 83,25 ml O2/L. 
In de beenspieren van Lance is dus afgegeven 220,5 – 83,25 = 137,25 ml O2/L (t.o.v. 122 mL O2/L bij 8 mmol/L Hb)

Slide 2 - Tekstslide

CO2 afgifte (longen)
1. O2 en HCO3- diffunderen de rode bloedcel in, Cl- gaat naar buiten.
2. O2 bindt aan Hb, H+ en CO2 komen vrij.
3. H+ en HCO3- vormen H2CO3
4. H2CO3 valt uiteen in H2O en CO2
5. CO2 diffundeert de cel uit, het bloedplasma in en richting het longblaasje.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 10.5
11. Je beschrijft de bouw en functie van de drie typen bloedvaten
12. Je beschrijft de bloedstolling
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Leesopdracht
Maak in je schrift een tabel met 3 kolommen:
- Slagaders
- Aders
- Haarvaten

Lees 10.5 'Verschillende typen bloedvaten' en bestudeer BINAS 84C. Vul de tabel in. 

 
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 9 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 10 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 11 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 12 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen 10.5
11. Je beschrijft de bouw en functie van de drie typen bloedvaten
12. Je beschrijft de bloedstolling
13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat
14. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem

Slide 14 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde en bereikbare basale membraan en vormen een
plaatjesprop

Slide 15 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die
zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren
rond het bloedvat.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Propvorming
Bloedstolling

Slide 18 - Tekstslide

Bloedstolling 
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af. Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Weefselbeschadiging (extrinsiek) bevorderd dit proces, maar het verloopt ook zonder als bloedplaatjes klonteren.

Slide 19 - Tekstslide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt een enzym aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatge weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Leg uit waarom bloed niet te snel, maar ook niet te langzaam mag stollen.

Slide 28 - Open vraag

Wanneer je een wondje hebt, moet dat snel gedicht worden. Welke bloedbestanddelen spelen een rol bij het vormen van een korstje?
A
de bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
B
fibrinogeen, bloedplaatjes en rode bloedcellen
C
witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
fibrinogeen, bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 29 - Quizvraag

Zet de bloedstollende gebeurtenissen in de juiste volgorde!
Wondje
Bloedplaatjes
Stollingsfactoren
Bloedplasma
Beschadigde
Dekweefsel-
cellen

Slide 30 - Sleepvraag

Slide 31 - Tekstslide

Zet de bloedstollende gebeurtenissen in de juiste volgorde, vervolg.
Protrombine
Fibrinogeen
Stollingsfactoren
Trombine
Fibrinedraden
Fibrine

Slide 32 - Sleepvraag

Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten
- Maken opdr. bij leerdoelen 11 + 12
- Klaar? Examenvraag H10

Slide 34 - Tekstslide