(1) Gebruik je om bezit aan te geven
(2) om een omschrijving te geven aan een zelfstandig naamwoord
我的生日。 (Mijn verjaardag)
蓝色的鞋子。 (Een blauwe broek)
Vertaal naar Nederlands
1. 我的老师的学生。 (De leerlingen van mijn docent)
2. 我的漂亮的女朋友的裤子。 (De broek van mijn mooie vriendin)